Productgids
Een uitgebreide handleiding voor de MyGeotab-toepassing en de beschikbare hulpmiddelen voor het beheer en het begrijpen van de gegevens die door het GO-apparaat worden verzonden. Deze bron biedt een diepgaand onderzoek naar de functies die beschikbaar zijn op het MyGeotab-platform en wordt bijgewerkt bij elke nieuwe release.

User Guide

136 mins to read

In dit document

Voor het laatst bijgewerkt: Oktober 2024

Inleiding

De Telematica Wagenparkbeheer-applicatie biedt een robuuste reeks tools voor het beheren en begrijpen van de gegevens die door het Telematica-apparaat worden verzonden.

Aan de slag

Het opzetten van uw database

Hardware-installatie

Om uw hardware-installatie voor te bereiden, uit te voeren en te verifiëren, leest en volgt u zorgvuldig de gids Installatie en waarschuwingen telematica-apparaat. Bezoek daarnaast Gebruiksbeperkingen voordat u met de installatie begint.

Software-installatie

Maak nu een database voor uw wagenpark met behulp van de registratiepagina.

Als u aan de slag gaat in het registratieproces, heeft u twee opties:

  1. Ik ben een nieuwe klant — Registreer me voor een database als een nieuwe klant.
  2. Ik ben partner — Registreer u voor een nieuwe database voor uzelf, als partner of namens een klant.

A screenshot of a computer screen

Description automatically generated

Optie Ik ben een nieuwe klant

Als u zich als nieuwe klant registreert voor een database, wordt u gevraagd de gegevens in te voeren voor de primaire contactpersoon en organisatie die aan de database is gekoppeld. De primaire contactpersoon moet behoren tot dezelfde organisatie die aan de database is gekoppeld. Na voltooiing ontvangt de primaire contactpersoon een bevestigingsmail. De primaire contactpersoon wordt toegevoegd als een MyAdmin (Ondersteuning door wederverkoper) authenticatie soort gebruiker aan de database.

✱ OPMERKING: Het aanmeldproces voor MyAdmin- en SAML-gebruikers die toegang hebben tot meerdere databases vraagt u om de database te specificeren waartoe u toegang wilt.

Optie Ik ben partner

Als u, de partner, uzelf registreert voor een database voor uzelf of namens een klant, moet u inloggen met uw partnergegevens om verder te gaan.

A screenshot of a computer

Description automatically generated

Nadat u zich hebt aangemeld, selecteert u het account dat u aan de database wilt koppelen en selecteert u vervolgens een van de volgende opties:

  1. Database voor klant maken — Registreer namens een klant voor een nieuwe database.
    1. Als deze wordt geselecteerd, volgt u de instructies in het gedeelte Optie Ik ben een nieuwe klant. Daarna wordt de primaire contactpersoon gevraagd om hun wachtwoord in te stellen als ze geen bestaande gebruiker zijn.
  2. Interne database maken — Registreer als partner voor een nieuwe database.
    1. Als deze wordt geselecteerd, voert u de databasegegevens in.

document Image

Kort na voltooiing ontvangt u een e-mailbevestiging met een link naar uw database. Volg de link om in te loggen.

✱ LET OP: Onthoud dat de bedrijfsnaam die tijdens de registratie is ingevoerd, uw databasenaam is. Deze gegevens gebruikt u als u inlogt.

Uw bedrijfsvoertuig configureren

  1. Uw Bedrijfsvoertuig toevoegen – Raadpleeg als u een Bedrijfsvoertuig wilt toevoegen Toevoegen van bedrijfsvoertuigen.
  2. Een rit gaan maken – De beste manier om alle functies te zien die voor u beschikbaar zijn, is door uw telematica-apparaat mee te nemen op eerste rit ervan.
  3. Uw rit bekijken – Raadpleeg als u een bedrijfsvoertuig wilt toevoegen de Rittengeschiedenis pagina.

Gebruikersopties

Gebruik het vervolgkeuzemenu Gebruikersopties om aanpassingen aan de applicatie aan te brengen op basis van uw voorkeuren. In het vervolgkeuzemenu Gebruikersopties kunt u uw opties bijwerken, uw wachtwoord wijzigen, alle rapporten bekijken die u hebt gedownload en uitloggen bij het systeem.

document Image

Opties

In het menu Opties kunt u een aantal aanpasbare instellingen selecteren om de applicatie te optimaliseren voor uw behoeften. Als u uw persoonlijke voorkeuren wilt wijzigen, selecteert u uw accountnaam in de rechterbovenhoek van het scherm en selecteert u Opties in het vervolgkeuzemenu.

Belangrijkste instellingen

Regionale Instellingen

U kunt de volgende instellingen aanpassen:

  1. Profiel – Bepaalt welke meeteenheden en kenmerken worden weergegeven. Selecteer een standaardprofiel op basis van uw locatie of klik op Aangepast profiel toevoegen om een nieuw profiel te maken.
  2. Afstandsmeetsysteem – Geeft Metrisch of VS/Imperial aan.
  3. Meting van het brandstofverbruik – Geeft aan hoe het brandstofverbruik in de applicatie moet worden weergegeven.
  4. Meting van de elektrische energie-efficiëntie – Geeft aan hoe de elektrische energie-efficiëntie in de applicatie moet worden weergegeven.
  5. Valuta weergegeven als – Geeft de valuta aan die in de applicatie wordt weergegeven.
  6. Datum heeft de notatie – Geeft de notatie van de datum aan.
  7. Tijd heeft de notatie – Geeft de notatie van de tijd aan.
  8. Tijdzone –Geeft aan dat de tijdzonegegevens worden weergegeven.
  9. Week begint op –Geeft de eerste dag van de kalenderweek aan.
  10. Taal – Geeft de taal van de applicatie aan.

✱ LET OP: De momenteel ondersteunde talen zijn Engels, Canadees en Europees Frans, Duits, Japans, Italiaans, Nederlands, Pools, Spaans, Braziliaans Portugees, Vereenvoudigd Chinees, Thais, Indonesisch, Maleis, Tsjechisch, Turks en Zweeds.

UI Instellingen

Pas uw startpagina aan door een pagina te selecteren in het vervolgkeuzemenu Standaardpagina bij opstarten. Nieuwe gebruikers krijgen standaard de pagina Productgids te zien. Nadat vertrouwd te zijn geraakt aan de applicatie, kunnen meer gevorderde gebruikers andere pagina's, zoals de Kaart of het Dashboard, nuttiger vinden.

Rijbewijs

U heeft de mogelijkheid om uw Rijbewijsnummer toe te voegen, evenals de Staat of Provincie van het rijbewijs. Als u zich buiten Noord-Amerika bevindt, selecteert u de wisselknop Overig en kiest u uw locatie in het vervolgkeuzemenu.

Kaartinstellingen

Werk uw kaartinstellingen bij en kies welke kaartaanbieder u wilt gebruiken. Wij bieden standaard Google Maps aan. U kunt uw standaardweergave wijzigen met behulp van het vervolgkeuzemenu Standaard kaartsoort.

Kaartweergaven zijn posities op de kaart die zijn opgeslagen. Gebruik deze om de kaart snel vast te zetten op relevante locaties en zoomniveaus. Sleep uw kaartweergaven en zet deze neer om ze naar wens te ordenen onder Opgeslagen weergaven. De weergave bovenaan wordt als de eerste weergave gebruikt.

HOS-instellingen

Stel de juiste instellingen in voor de Rij- en Rusttijden uren (HOS = Hours of Service) van uw wagenpark. De applicatie ondersteunt de meeste van de huidige HOS-voorschriften. Afhankelijk van waar u uw bedrijf exploiteert, selecteert u de regelset die van toepassing is op uw bestuurders.

U kunt de volgende instellingen aanpassen:

  1. Regelset – Geeft de regelset aan die u gaat volgen bij het gebruik van HOS.
  2. Homebasis – Geeft de vestigingsplaats van de vervoerder aan waar de bestuurder zich meldt voor het werk.
  3. Adres van de Homebasis – Geeft de vestigingsplaats van de vervoerder aan waar de bestuurder zich meldt voor het werk.
  4. USDOT Number – Vereist voor de gegevensoverdracht van het elektronisch logboeksysteem naar FMCSA voor handhavingsdoeleinden in de VS.
  5. Terreinverplaatsing toegestaan – Hiermee kan de bestuurder vrijstellingen voor verplaatsingen op het terrein toepassen.
  6. Persoonlijk gebruik toegestaan – Hiermee kan de bestuurder vrijstellingen voor persoonlijk gebruik toepassen.
  7. HOS-vrijstelling toegestaan – Hiermee kan de bestuurder vrijstellingen voor Hos toepassen.
  8. Ongunstige rijomstandigheden toegestaan – Hiermee kan de bestuurder de vrijstelling voor Ongunstige Rijomstandigheden toepassen.
  9. Naam van de autoriteit – Geeft aan voor welke vervoerder de bestuurder werkt.
  10. Adres van de autoriteit – Geeft het hoofdadres van de vervoerder aan.

Raadpleeg voor een lijst met HOS-regelsets Rij- en Rusttijden Regelset Matrix.

Bèta-functies

Bèta-functies geven vroegtijdig inzicht in nieuwe functies die nog in ontwikkeling zijn. Op het tabblad Bèta-functies kunt u meer lezen over de functies en de functies activeren die zinvol zijn voor uw wagenpark.

Bèta-functies inschakelen

1

Klik op uw accountnaam en selecteer Opties.

2

Open het tabblad Bètafuncties.

3

Bekijk de verschillende functies en stel de functies die u wilt proberen in op Aan. Of klik op Alles inschakelen om alle bèta-functies in te schakelen.

4

Klik op Opslaan.

! BELANGRIJK: Deze functies kunnen op elk moment worden gewijzigd, verbroken of verdwijnen en we raden u af deze functies in een productieomgeving te gebruiken.

Systeemcommunicatie

Beheer uw systeemmeldingen op het tabblad Systeemcommunicatie door uw voorkeuren in te stellen voor het ontvangen van rapporten per e-mail, in-app-nieuwsmeldingen en meldingen van service-updates.

Wachtwoord wijzigen

Wijzig uw wachtwoord met behulp van de Partnerbeheertool. Raadpleeg om te leren hoe u gebruikerswachtwoorden bijwerkt het gedeelte Het wachtwoord van een gebruiker opnieuw instellen of bijwerken.

Als u bij Soort Authenticatie Basisauth hebt, wijzigt u uw wachtwoord rechtstreeks in de Wagenparkbeheer-applicatie.

Mijn rapporten

Gebruik de pagina Mijn rapporten voor het downloaden en opslaan van rapporten, die te groot zijn om per e-mail te worden verzonden. Selecteer en download een rapport over uw database. Er wordt een melding weergegeven die de voortgang van het rapport aangeeft en wanneer het klaar is om te downloaden. Zodra u de melding ontvangt dat uw rapport gereed is, klikt u op de knop Download nu.

A white background with black text

Description automatically generated

Uitloggen

Klik op de optie Uitloggen in de vervolgkeuzelijst Gebruikersopties om uit te loggen bij de Wagenparkbeheer-applicatie.

Uitloggen en account verwijderen

Klik op de optie Uitloggen en account verwijderen in de vervolgkeuzelijst Gebruikersopties om uit te loggen bij de Wagenparkbeheer-applicatie en uw account permanent te verwijderen.

Inwerken

Wanneer een nieuwe database wordt aangemaakt, hebben nieuwe gebruikers de mogelijkheid om de inwerkervaring van de Wagenparkbeheer-applicatie te gebruiken. Deze ervaring onderricht over uw taken, maakt geautomatiseerde configuraties van standaardinstellingen en een dashboard dat vooraf is geladen met interactieve grafieken op basis van uw behoeften.

Gebruik deze ervaring om het volgende te voltooien:

  1. Selecteer de taken die u binnen uw rol uitvoert – Dit helpt bij het maken van uw standaard startpagina en maakt een stapsgewijze handleiding die is afgestemd op uw specifieke behoeften.
  2. Snelstartgidsen bekijken –Deze helpen bij het ontdekken van essentiële functies en bevatten geleide rondleidingen, links naar tutorials, handleidingen en andere bronnen.
  3. Visualiseren van grafieken op uw dashboard – Deze vooraf geladen interactieve grafieken op uw dashboard tonen essentiële statistieken en KPI's.(KPI = kritieke prestatie-indicator). Als er nog geen bedrijfsvoertuigen aan uw database zijn toegevoegd, worden deze grafieken tijdelijk voorzien van voorbeeldgegevens.

✱ LET OP: Raadpleeg voor meer informatie over interactieve grafieken het Grafiekopties gebruiken gedeelte.

Dingen om te overwegen bij het inwerken:

  1. Alleen nieuw geregistreerde databases hebben de mogelijkheid om deze functie te ervaren wanneer ze zich voor het eerst aanmelden bij de Wagenparkbeheer-applicatie.
  2. Gebruikers in alle talen kunnen hun taakprioriteiten in alle talen selecteren zodra ze inloggen. De Snelstartgidsen worden echter alleen in het Engels, Frans en Spaans gelanceerd voor klanten in Noord-Amerika. Binnenkort zullen ze in een toekomstige update ook in en voor alle andere ondersteunde talen en regio’s worden gelanceerd.
  3. Schakel het inwerken uit door Automatische configuratie uit te schakelen bij de registratie van de database of als Automatische personalisatie wordt uitgeschakeld onder Systeeminstellingen zodra de database is aangemaakt.
  4. U kunt uw taakprioriteiten wijzigen door te gaan naar uw Dashboard > Meer grafieken > Mijn aanbevelingen wijzigen.

Dashboard

De Wagenparkbeheer-applicatie heeft verschillende opties voor de standaard startpagina - een daarvan wordt het Dashboard genoemd. Zie het als een momentopname van wat belangrijk is in uw wagenpark, allemaal op één plek.

Het Dashboard toont u de belangrijkste gebeurtenissen en gedragingen in uw wagenpark met behulp van gemakkelijk leesbare afbeeldingen. Standaard zijn er al enkele belangrijke rapporten geselecteerd om u te laten zien, maar u kunt ook kiezen welke u wilt zien. Op die manier kunt u het aanpassen aan precies wat u precies nodig hebt.

U kunt het volgende doen op het Dashboard:

  1. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
  2. Meer Grafieken – Klik op deze knop om interactieve grafieken op uw Dashboard te bekijken, bewerken en verbergen.

✱ LET OP: Deze knop is alleen beschikbaar voor nieuw aangemaakte databases. Deze grafieken zijn de standaardgrafieken die beschikbaar zijn.

Als u een nieuwe gebruiker bent, kunt u voorbeeldgegevens bekijken op uw dashboard. Deze interactieve grafieken zijn bedoeld om de soorten grafieken en gegevens weer te geven die kunnen worden verzameld en weergegeven. Zodra u uw gegevens in de applicatie heeft, worden deze grafieken automatisch bijgewerkt met uw gegevens. Als u voorbeeldgegevens wilt verbergen, klik dan op de knop Voorbeeldgegevens verbergen.

Interactieve grafieken

Met onze interactieve grafieken heeft u de controle over hoe u uw gegevens op uw dashboard ziet en ermee omgaat. Als een grafiek interactief is, kunt u de gegevens in de grafiek selecteren om de vooraf gefilterde rapportgegevens in de Wagenparkbeheer-applicatie weer te geven.

Grafieken toevoegen aan uw Dashboard

1

Klik in het hoofdmenu op Dashboard.

2

Klik op de knop Grafieken beheren.

3

Selecteer de grafieken die u op uw Dashboard wilt hebben door de tabbladen Productiviteit, Optimalisatie, Veiligheid, Naleving en Duurzaamheid te doorlopen en op het Oog-pictogram te klikken.

document Image

✱ LET OP: Dit zijn standaard grafieken. Als u meer wilt weten over wat elke grafiek weergeeft, klikt u op het pictogram Informatie.

4

Klik op Opslaan.

Grafiekopties gebruiken

  1. Ga naar het volledige rapport – Bekijken van het rapport dat is gekoppeld aan de interactieve grafiek die op het dashboard wordt weergegeven.
  2. Downloaden – Downloaden van de interactieve grafiek die op het dashboard wordt weergegeven.
  3. Verbergen op dashboard – Verbergen van de interactieve grafiek die op het dashboard wordt weergegeven.
  4. Rapport bewerken – Bewerken van het rapport dat is gekoppeld aan de interactieve grafiek die op het dashboard wordt weergegeven.
  5. Grafiek dupliceren– Dupliceren van de geselecteerde grafiek door de reeds bestaande gegevens te nemen en de gegevens opnieuw te configureren om specifieke informatie weer te geven die u mogelijk nodig hebt in een andere grafiek.
  6. Voorbeeldgegevens bekijken – Hiermee worden voorbeeldgegevens weergegeven op uw dashboard.
  7. Gebruikerstoegang beheren – Beheren wie de grafiek op zijn dashboard kan bekijken.
  8. Over deze grafiek – Hiermee navigeert u naar de beschrijving van de grafiek.

✱ LET OP: Elke grafiek die op regels wordt uitgevoerd, geeft een Regels weergeven of bewerken weer. Dit laat alle regels zien die de gegevens in de specifieke grafiek aanstuurden. U kunt op de regels klikken om ze aan te passen op basis van de kenmerken van uw wagenpark. U kunt ook op Alle regels bekijken klikken om de ingebouwde regels weer te geven.

Grafieken bewerken

1

Klik in het hoofdmenu op Dashboard.

2

Klik op de knop Meer grafieken.

3

Klik in de gewenste grafiek op het Potloodpictogram.

4

Bewerk op het tabblad Dashboard de benodigde grafiekconfiguraties. Ga voor meer informatie naar het Grafiekconfiguraties bewerken voor uw Dashboard gedeelte.

✱ LET OP: Het is mogelijk dat u niet alle details op standaardkaarten kunt configureren.

Grafieken dupliceren

Als u een grafiek dupliceert, kunt u de reeds bestaande gegevens nemen en de gegevens opnieuw configureren om specifieke informatie weer te geven die u mogelijk nodig hebt in een andere grafiek.

1

Klik in het hoofdmenu op Dashboard.

2

Klik op de knop Meer grafieken.

3

Klik in de gewenste grafiek op het Potloodpictogram.

4

Klik op het tabblad Dashboard op de knop Deze grafiek dupliceren.

✱ LET OP: Om duplicaatgrafieken te bekijken, gaat u naar het tabblad Meer grafieken > tabblad Aangepaste grafieken.

5

Configureer uw grafiek en klik op Opslaan.

Een nieuwe grafiek aanmaken

1

Klik in het hoofdmenu op Dashboard.

2

Klik op de knop Meer grafieken.

3

Klik in de gewenste grafiek op het Potloodpictogram.

4

Klik op het tabblad Dashboard op de knop Nieuwe grafiek maken.

5

Configureer uw grafiek en klik op Opslaan.

Aangepaste grafieken aanmaken

1

Klik in het hoofdmenu op Dashboard.

2

Klik op de knop Meer grafieken.

3

Klik op het tabblad Aangepaste grafieken op + Een nieuwe aangepaste grafiek aanmaken.

4

Configureer uw grafiek en klik op Opslaan.

Bedrijfsvoertuigen

Gebruik de pagina Bedrijfsvoertuigen om alle bedrijfsvoertuigen in uw wagenpark te controleren, inclusief voertuigen, aanhangwagens, containers, uitrusting en andere, en om instellingen voor individuen of groepen aan te passen. Elk bedrijfsvoertuig in uw wagenpark wordt weergegeven in een lijstindeling, waarbij belangrijke informatie naast de naam van het bedrijfsvoertuig wordt weergegeven.

U kunt het volgende doen op de pagina Bedrijfsvoertuigen:

  1. Installatie – Open de Installatiegeschiedenis van het apparaat of Nieuw geïnstalleerd apparaat/apparaten pagina’s.
  2. Rapporten – downloaden van de rapporten Standaardapparaat, Geavanceerd apparaat of Watchdog.
  3. + Bedrijfsvoertuig – Voeg één Bedrijfsvoertuig, meerdere Bedrijfsvoertuigen of Bedrijfsvoertuigsoort toe.
  4. Zoek naam, chassisnummer of serienummer – zoek naar een bepaald bedrijfsvoertuig.
  5. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
  6. Soort bedrijfsvoertuig... – Filter gegevens die in de tabel worden weergegeven door ingebouwde (Container, Uitrusting, Aanhangwagen, Voertuig) of aangepaste soorten bedrijfsvoertuig.
  7. Aandrijflijn en soort brandstof… – Filtergegevens die in de tabel worden weergegeven met Elektrisch of Plug-in hybride, brandstofcel-elektrisch voertuig, Verbrandingsmotor of Handmatig geclassificeerde aandrijflijn.
  8. Alle filters – Openen van geavanceerde filters, waaronder de Status van een bedrijfsvoertuig en de Volgstatus.
  9. ✱ LET OP: De tabel geeft standaard alleen gevolgde bedrijfsvoertuigen weer.

    1. Geselecteerde bedrijfsvoertuigen op de kaart bekijken: Bekijken op de kaart van bedrijfsvoertuigen die in de tabel zijn geselecteerd. U kunt ook op het Pictogram Kaart klikken naast de naam van elk afzonderlijk naam van een bedrijfsvoertuig.
    2. Geselecteerde bedrijfsvoertuigen bewerken – Bewerken van bedrijfsvoertuigen die zijn geselecteerd in de tabel.
    3. Geselecteerde bedrijfsvoertuigen bewerken – Bewerken van bedrijfsvoertuigen die zijn geselecteerd in de tabel.
    4. Geselecteerde bedrijfsvoertuigen bewerken – Bewerken van bedrijfsvoertuigen die zijn geselecteerd in de tabel.

    ✱ LET OP: Als u een of meer bedrijfsvoertuigen uit de tabel selecteert of op Alles selecteren of Huidige pagina selecteren klikt, worden de knoppen Weergeven op kaart, Bewerken, Archiveren en Verwijderen weergegeven.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Standaard wordt in de tabel Bedrijfsvoertuigen het volgende weergegeven:

    1. Naam – Geeft de naam van het bedrijfsvoertuig aan.
    2. Huidige bestuurder – Geeft de bestuurder aan die momenteel aan het bedrijfsvoertuig is toegewezen.
    3. Kenteken – Geeft het kenteken van het bedrijfsvoertuig aan.
    4. Kilometerteller – Geeft de huidige kilometerstand voor het bedrijfsvoertuig aan.
    5. Commentaar – Geeft eventuele opmerkingen aan die aan het bedrijfsvoertuig zijn gekoppeld.
    6. Andere kolommen zijn beschikbaar door de vervolgkeuzelijst met het tandwielpictogram te openen:

    7. Motoruren – Geeft de motoruren van het bedrijfsvoertuig aan.
    8. Chassisnummer – Geeft het Voertuigidentificatienummer aan.
    9. Serienummer – Geeft het serienummer van het telematica-apparaat aan.
    10. Abonnementsstatus – Geeft aan of het abonnement van het bedrijfsvoertuig Actief, Beëindigd, Opgeschort, Onbekend of Niet van toepassing is.

    Bedrijfsvoertuig-waarschuwingen

    Gebruik de bedrijfsvoertuig-waarschuwingskaarten om snel bedrijfsvoertuigen te bekijken die aandacht nodig hebben. Selecteer een kaart om de tabel te filteren. Afhankelijk van de situatie van uw bedrijfsvoertuigen ziet u mogelijk de volgende waarschuwingen:

    1. Offline – dit bedrijfsvoertuig communiceert niet. De reden kan een beëindigd Tariefplan zijn, of nog onbekend.
    2. Accu van het Bedrijfsvoertuig bijna leeg – De accu van dit bedrijfsvoertuig is bijna leeg en het apparaat krijgt mogelijk niet genoeg stroom.
    3. Losse Installatie – De installatie van dit apparaat is mogelijk niet goed veilig gesteld.
    4. Vervangen Apparaat– Dit apparaat komt in aanmerking voor vervanging.

    A screenshot of a phone

Description automatically generated

    Pictogrammen naast de naam van het bedrijfsvoertuig in de bedrijfsvoertuigentabel geven aan dat het bedrijfsvoertuig is opgenomen in een kaart.

    document Image

    Offline

    document Image

    Accu van het Bedrijfsvoertuig bijna Leeg

    document Image

    Losse Installatie

    Klik op elk pictogram om snel een uitleg over het probleem te scannen of selecteer het bedrijfsvoertuig om meer details te bekijken. Raadpleeg Waarschuwingsdetails voor gedetailleerde informatie.

    A screenshot of a message

Description automatically generated

    Toevoegen van bedrijfsvoertuigen

    Eén enkel bedrijfsvoertuig toevoegen

    1

    Klik in het hoofdmenu op bedrijfsvoertuigen.

    2

    Klik op + Bedrijfsvoertuig, en selecteer vervolgens Eén enkel bedrijfsvoertuig toevoegen.

    3

    Voer informatie over uw bedrijfsvoertuig in:

    1. Naam Bedrijfsvoertuig – De naam die u wilt gebruiken om dit bedrijfsvoertuig te identificeren. Verplicht voor alle bedrijfsvoertuigen.
    2. Serienummer – Het 12-cijferige serienummer van het telematica-apparaat. Verplicht voor alle bedrijfsvoertuigen met telematica-apparaten.
    3. ✱ LET OP: Gebruikers van mobiele apparaten kunnen hun camera gebruiken om het serienummer te scannen. Tik op Serienummer scannen om de streepjescode te scannen.

    4. Chassisnummer – Het voertuigidentificatienummer (Chassisnummer) van uw voertuig. Verplicht voor alle bedrijfsvoertuigen met OEM telematica-apparaten.
    5. Groep soort bedrijfsvoertuigen – Een groep onder de bedrijfsvoertuigengegevens waarmee u uw bedrijfsvoertuigen kunt categoriseren in Container, Uitrusting, Aanhangwagen, Voertuig of aangepaste soorten bedrijfsvoertuig.
    6. Groepen – De groepen die u aan het bedrijfsvoertuig wilt koppelen.
    7. ✱ LET OP: Als u alleen de naam van het bedrijfsvoertuig invoert voordat u het opslaat, wordt een niet-gevolgd bedrijfsvoertuig toegevoegd dat u later kunt bewerken.

    4

    Klik op de knop Nieuw Bedrijfsvoertuig opslaan.

    Meerdere bedrijfsvoertuigen toevoegen

    1

    Klik in het hoofdmenu op bedrijfsvoertuigen.

    2

    Klik op + Bedrijfsvoertuig, en selecteer vervolgens Meerdere bedrijfsvoertuigen toevoegen.

    3

    Klik op Voorbeeldbestand downloaden en volg het sjabloon om de bedrijfsvoertuigen toe te voegen die u wilt uploaden.

    4

    Zet het XLSX-bestand dat u hebt gemaakt neer volgens het sjabloon om meerdere bedrijfsvoertuigen tegelijk te uploaden.

    5

    Klik op Volgende.

    6

    Controleer alle bedrijfsvoertuigen die tijdens het uploadproces zijn geïdentificeerd. Klik indien nodig op Downloaden het foutbestand en controleer uw bestand voordat u het opnieuw uploadt.

    7

    Klik op Alle bedrijfsvoertuigen opslaan.

    Snel uploaden

    1

    Klik in het hoofdmenu op bedrijfsvoertuigen.

    2

    Klik op + Bedrijfsvoertuig, en selecteer vervolgens Meerdere bedrijfsvoertuigen toevoegen.

    3

    Klik op Snel uploaden.

    document Image

    4

    Selecteer de groep soort Bedrijfsvoertuig (Container, Uitrusting, Aanhangwagen, Voertuig of aangepaste bedrijfsvoertuigsoorten).

    ✱ LET OP: Als u Snel uploaden wilt gebruiken voor meerdere Bedrijfsvoertuigen, moeten ze allemaal tot dezelfde groep soort bedrijfsvoertuig behoren.

    5

    Voer de informatie van de bedrijfsvoertuigen in volgens de indelingsvoorbeelden.

    6

    Klik op Doorgaan.

    7

    Controleer alle bedrijfsvoertuigen die tijdens het uploadproces zijn geïdentificeerd.

    8

    Klik op Alle bedrijfsvoertuigen opslaan.

    Soorten bedrijfsvoertuigen toevoegen

    1

    Klik in het hoofdmenu op bedrijfsvoertuigen.

    2

    Klik op + Bedrijfsvoertuig, en selecteer vervolgens Soort bedrijfsvoertuig toevoegen.

    3

    Klik op het + -pictogram onder het gedeelte Groepen dat is gekoppeld aan het soort Bedrijfsvoertuig.

    4

    Maak een naam voor uw groep soort Bedrijfsvoertuig aan. Voer desgewenst een beschrijving in en selecteer een kleur voor de groep.

    5

    Klik op Opslaan.

    ✱ LET OP: Het soort Bedrijfsvoertuig dat u voor uw bedrijfsvoertuig selecteert, is van invloed op de informatie die u moet toevoegen en de gegevens die u terugkrijgt. Als u bijvoorbeeld een bedrijfsvoertuig toevoegt aan de groep Aanhangwagen, kunt u er geen bestuurder aan toewijzen, maar wel aan een Voertuig.

    Pagina Bedrijfsvoertuigen

    Op de pagina bedrijfsvoertuigen wordt alle informatie over een afzonderlijk bedrijfsvoertuig weergegeven. Gebruik het om de gegevens van een bedrijfsvoertuig te bekijken en de instellingen van het bedrijfsvoertuig te bewerken, zoals apparaatinformatie, feedback van de bestuurder, Wi-Fi, groepen en meer.

    ✱ LET OP: Wi-Fi-functionaliteit is alleen beschikbaar op telematica-apparaat versie 9+. U moet eerst de Wi-Fi EULA (End User License Agreement) accepteren om toegang te krijgen tot deze instellingen. Raadpleeg Installatie en waarschuwingen telematica-apparaat - Versie 9+ Apparaat voor instructies over het inschakelen van en verbinding maken met de Wi-Fi-hotspot.

    Als u details over een bedrijfsvoertuig wilt openen, selecteert u het gewenste Bedrijfsvoertuig in de tabel op de pagina Bedrijfsvoertuigen.

    Tabblad bedrijfsvoertuig

    U kunt het volgende bekijken of bewerken op het Tabblad Bedrijfsvoertuig van de pagina Bedrijfsvoertuig:

  10. Naam/Beschrijving – de naam die dit bedrijfsvoertuig identificeert.
  11. Huidige bestuurder – de naam van de bestuurder die aan dit bedrijfsvoertuig is toegewezen. Als u Onbekend ziet, klikt u op Bestuurder toewijzen en selecteert u een bestuurder in de vervolgkeuzelijst Nieuwe bestuurder selecteren.
  12. Gekoppelde Bedrijfsvoertuigen
  13. Soort Bedrijfsvoertuig– De groep soort bedrijfsvoertuig van dit bedrijfsvoertuig.
  14. Groepen – Groepen die aan het bedrijfsvoertuig zijn gekoppeld. Raadpleeg voor meer informatie het Groepen gedeelte.
  15. Statusgroepen – De groepen statusmeldingen die aan het bedrijfsvoertuig zijn gekoppeld. Bestuurders gebruiken deze om hun team op de hoogte te stellen van wijzigingen in hun werkstatus. Als een bestuurder bijvoorbeeld een taak heeft voltooid en nieuw werk nodig heeft, kan hij zijn status instellen op Beschikbaar. Deze statusupdate kan vervolgens door de planning worden gebruikt om de meest relevante bestuurder voor een taak te selecteren op basis van beschikbaarheid en locatie. Andere veel voorkomende statussen zijn:
    1. Beschikbaar, Bezet, Niet storen
    2. Hulp nodig
    3. Noodgeval
    4. Op afroep

    ✱ LET OP: Elk bedrijfsvoertuig kan maximaal vier beschikbare statussen hebben waaruit de bestuurder kan kiezen.

  16. Beperkte gegevensmodus – Schakel deze optie in om tijdelijk af te zien van het opnemen van GPS-coördinaten en/of GPS-snelheid. Als deze optie is ingeschakeld, zijn locatiefuncties die gebruikmaken van GPS, zoals positie, ritten, snelheidsprofielen en uitzonderingen op basis van GPS, niet beschikbaar.
  17. Chassisnummer – Het voertuigidentificatienummer van dit bedrijfsvoertuig. Alleen beschikbaar voor Voertuig soort bedrijfsvoertuigen.
  18. ID-nummer – Alleen beschikbaar voor het Aanhangwagen-soort bedrijfsvoertuig.
  19. Totale afstand – Alleen voor de soorten Aanhangwagen, Uitrusting en Container bedrijfsvoertuig.
  20. Looptijd – Alleen beschikbaar voor de Aanhangwagen en Uitrusting soorten bedrijfsvoertuigen.
  21. Kenteken – Alleen beschikbaar voor de Voertuig en Aanhangwagen soorten Bedrijfsvoertuig.
  22. Staat/provincie – Alleen beschikbaar voor de soorten Voertuig en Aanhangwagen bedrijfsvoertuig.
  23. Kilometerteller – Alleen beschikbaar voor Voertuig soort bedrijfsvoertuig.
  24. Huidige motoruren – Alleen beschikbaar voor Voertuig soort bedrijfsvoertuig.
  25. Soort apparaat – Het soort telematica-apparaat dat op dit bedrijfsvoertuig is aangesloten. Bedrijfsvoertuigen zonder apparaat worden gemarkeerd als Niet-gevolgd.
  26. Apparaat loskoppelen – Koppel het telematica-apparaat van dit bedrijfsvoertuig los.
  27. Huidige status en installatie-informatie – Opent de pagina Apparaatstatus, die informatie over het apparaat weergeeft, inclusief de laatste motorregistratie, de laatste communicatietijd en een tijdlijn van de installaties van het apparaat.
  28. Serienummer – Het serienummer van het telematica-apparaat van dit bedrijfsvoertuig.
  29. Vervanging van het apparaat vereist – Informatie over de noodzaak van vervanging van het apparaat.
  30. Vervangingsstatus van het apparaat – Informatie over de status van het vervangingsproces.
  31. Commentaren –
  32. Aanvullende eigenschappen – Als u sets aanvullende eigenschappen voor uw bedrijfsvoertuigen heeft, worden deze weergegeven in het gebied Aanvullende eigenschappen. Raadpleeg Aanvullende eigenschappen voor meer informatie.

Als u tijdens uw sessie wijzigingen aanbrengt in de instellingen van uw apparaat, wordt boven aan het scherm een bericht weergegeven waarin wordt uitgelegd dat er wijzigingen in behandeling zijn. Wanneer het apparaat is bijgewerkt en de wijzigingen zijn aangebracht, verdwijnt het bericht. Klik op Opslaan als u klaar bent met het aanbrengen van wijzigingen.

Grafiek van het gebruik van bedrijfsvoertuigen

Gebruik de grafiek Gebruik van Bedrijfsvoertuigen om snel een overzicht te krijgen van de stilstand-, rij- en stationaire tijden van het bedrijfsvoertuig in de afgelopen zeven dagen.

A screenshot of a computer

Description automatically generated

Details van de waarschuwing

Bekijk details over elke waarschuwing voor een bedrijfsvoertuig en aanbevelingen over hoe u dit kunt aanpakken.

A screenshot of a phone

Description automatically generated

Om ons te helpen deze waarschuwingen te verbeteren, controleert u de reden van de waarschuwing door te klikken op Is dit juist? en het indienen van uw antwoorden.

Laatst gecommuniceerd

Gebruik het venster Laatst gecommuniceerd om de datum, tijd en locatie op de kaart van de meest recente verbinding van het bedrijfsvoertuig te controleren. Klik op Ritgeschiedenis bekijken om de details van de rithistorische van dit bedrijfsvoertuig te laden. Raadpleeg Rittengeschiedenis bekijken rapport voor meer informatie.

Brandstof informatie

Gebruik de Brandstof vensters om snel een blik te werpen op de brandstof- en accu-informatie van het bedrijfsvoertuig.

A screenshot of a computer

Description automatically generated

Venster Uitzonderingen

Gebruik het venster Uitzonderingen om snel een overzicht te krijgen van de ongebruikelijke gebeurtenissen met het bedrijfsvoertuig in de afgelopen zeven dagen. Klik op uitzonderingen om de pagina uitzonderingen te openen en details te bekijken. Raadpleeg Uitzonderingen voor meer informatie.

A screenshot of a computer

Description automatically generated

Tabblad Gezondheid

Bekijk informatie over de conditie van het bedrijfsvoertuig, waaronder actieve fouten, onderhoudsgeschiedenis, aankomende gebeurtenissen, inspectielogboeken en meer. Een pictogram naast de naam van het tabblad geeft het aantal bedrijfsvoertuigen weer dat aandacht behoeft.

Tabblad Audiofeedback

Gebruik hoorbare waarschuwingen in bedrijfsvoertuigen om het rijgedrag op de weg te verbeteren. De waarschuwingen stellen de bestuurders op de hoogte van onveilige of mogelijk risicovolle rijgebeurtenissen. Configureer waarschuwingen zodat er een geluid afgaat voor een aantal gebeurtenissen, waaronder het losmaken van veiligheidsgordels of snelheidsovertredingen. Als er een gebeurtenis wordt geactiveerd, moet de bestuurder zijn gedrag op de weg corrigeren om de waarschuwing te stoppen.

Schakel audiofeedback in om te selecteren welke gebeurtenissen alarmen in werking stellen. Elke gebeurtenis kan worden in- en uitgeschakeld met behulp van een Aan- en Uitschakelaar, maar individuele instellingen kunnen specifieke invoervelden hebben om een minimumdrempel voor feedback in te stellen.

De volgende gebeurtenissen zijn beschikbaar om waarschuwingen in te schakelen:

    1. Herinnering bestuurdersidentificatie – Bepaal het aantal seconden dat de bestuurder heeft om het contact te starten na het doorhalen van de NFC-sleutel. Als ze dit niet doen, piept het alarm voor de geselecteerde duur (voor onbepaalde tijd of tot 180 seconden).
    2. Pieptoon bij motortoerental – Bepaal het maximaal toegestane toerental.
    3. Pieptoon bij langdurig stationair draaien – Bepaal het maximale aantal minuten dat is toegestaan voor stationair draaien.
    4. Snelheidswaarschuwing – Bepaal de maximaal toegestane snelheid en de snelheid die de bestuurder moet bereiken om het alarm te stoppen zodra de gebeurtenis in werking is getreden.
    5. Pieptoon bij gevaarlijk rijgedrag – Pas aan met behulp van een schuifregelaar en drie voertuigklassen: Personenauto, Vrachtwagen/Bestelwagen en Zwaar Voertuig. Personenauto verwijst naar gewone personenauto's; Vrachtwagen/bestelwagen naar typische vrachtwagens voor levering of andere bestelwagens met opstapjes; en Zwaar voertuig naar grotere vrachtwagens met laadbak en vrachtwagenopleggers. Aangezien uit uitgebreide tests is gebleken dat deze verschillende voertuigklassen verschillend reageren op G-krachten, kunt u met de schuifregelaar de feedback precies aanpassen voor elk voertuig in uw wagenpark.
    6. Zie de richtlijnen voor de gemiddelde G-kracht uitoefeningen voor verschillende voertuigklassen. Hoewel de standaardwaarden in de applicatie over het algemeen geschikt zijn, kunnen ze eenvoudig aangepast worden.

      Gebeurtenis

      Personenauto (G)

      Vrachtwagen/Bestelwagen (G)

      Zwaar Voertuig (G)

      Hard remmen

      < −0.61

      < −0.54

      < −0.47

      Harde Acceleratie

      > 0.43

      > 0.34

      > 0.29

      Ruw bochtenwerk

      > 0.47 en < −0.47

      > 0.4 en < −0.4

      > 0.32 en < −0.32

      ✱ LET OP: Bij het bekijken van Ruwe bochtenwerk staan negatieve waarden voor acceleratie naar rechts en positieve waarden voor acceleratie naar links.

      We raden aan om in het midden van de specifieke voertuigklasse te beginnen en van daaruit aan te passen op basis van de doelstellingen van het wagenpark en de unieke aspecten van uw wagenpark. Naarmate de schuifregelaar van links naar rechts door alle voertuigklassen beweegt, wordt de bewaking gevoeliger. Wanneer de schuifregelaar is ingesteld op de minst gevoelige instelling voor personenauto's (uiterst links), wordt de meest milde bewaking gebruikt en alleen de meest agressieve gebeurtenissen zullen feedback van de bestuurder vragen.

      De functie en locatie van het bedrijfsvoertuig in kwestie zijn belangrijke factoren bij het aanpassen van de gevoeligheid van de feedback van de bestuurder. Een ambulance wordt bijvoorbeeld waarschijnlijk nauwlettender in de gaten gehouden dan een leverancierswagen, terwijl een stadsvoertuig waarschijnlijk gevoeliger is dan een terreinwagen. We raden de wagenparkbeheerder aan de meetwaarden te controleren en de gevoeligheid aan te passen op basis van zijn ervaring in de werkelijkheid.

    7. Pieptoon wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gebruikt – Bepaal de maximaal toegestane snelheid zonder veiligheidsgordel.
    8. Pieptoon bij achteruitrijden – Inschakelen om een pieptoon te activeren wanneer de bestuurder achteruit rijdt.

    ✱ LET OP: Het tabblad Audiofeedback is alleen beschikbaar voor het soort bedrijfsvoertuig Voertuig.

    Tabblad Gegevens delen

    Deel telematica-apparaatgegevens van uw bedrijfsvoertuigen met databases van andere organisaties. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor het delen van gegevens voor meer informatie.

    Tabblad Instellingen

    Bekijk aanvullende instellingen die meer specifieke en complexe functies mogelijk maken, zoals bij het gebruik van externe apparaten naast het telematica-apparaat. Open het menu Geavanceerd om de volgende instellingen weer te geven:

    1. Firmwareversie – de firmwareversie van het apparaat.
    2. Tijdzone – Specificeert vanuit welke tijdzone de gebruiker werkt.
    3. Werkuren – Het soort werktijd dat de gebruiker volgt. Door een optie in het vervolgkeuzemenu te selecteren , kan de toepassing nauwkeuriger vaststellen wanneer een bedrijfsvoertuig wordt bestuurd tijdens kantoor- of privétijd.
    4. GPS-ontvanger uitschakelen – De tijdsduur dat de GPS-ontvanger actief blijft nadat het contact is uitgeschakeld. De standaardinstelling is dat de GPS onmiddellijk wordt uitgeschakeld nadat het contact is uitgeschakeld. Misschien wilt u dit wellicht aanpassen, omdat het aanhouden van de GPS het volgen op oudere apparaten kan verbeteren wanneer er veel stops worden gemaakt.
    5. Extern apparaat uitschakelen – Controleert hoe lang externe apparaten, zoals Iridium, ingeschakeld blijven nadat het bedrijfsvoertuig is uitgeschakeld.
    6. Rij- en Rusttijden uren (HOS) – schakel de HOS-instellingen in en uit voor een Bedrijfsvoertuig en stel de applicatie zo in dat automatisch wordt herkend wanneer een bedrijfsvoertuig HOS-functies gebruikt. Als u deze instelling wordt gebruikt, zal de toepassing gegevens van het telematica-apparaat gebruiken om automatisch de logs van de dienststatus op te nemen wanneer wordt gedetecteerd dat het bedrijfsvoertuig in beweging is.
    7. Uitgerust met Slaapplaats – Schakelt de status Slaapplaats in voor HOS-bestuurders. Hierdoor kunnen wagenparkbeheerders ervoor zorgen dat alleen bedrijfsvoertuigen met een slaapplaats bestuurders toegang geven tot deze status.
    8. Inhoud brandstoftank – Voer handmatig de totale brandstofcapaciteit in voor bedrijfsvoertuigen met meer dan één brandstoftank. Dit kan een aanzienlijke impact hebben op de nauwkeurigheid van de brandstofrapportage.
    9. Automatisch voertuigbeheer – Stelt het systeem is staat te bepalen welk voertuig welk apparaat gebruikt. Het serienummer van het apparaat wordt automatisch toegewezen aan het juiste bedrijfsvoertuig in de database.
    10. Gedrag Apparaat opheffen – Stelt partners en klanten in staat het gedrag van telematica-apparaten te wijzigen als een Bedrijfsvoertuig is uitgeschakeld via de volgende overschrijvingen:
    1. Continue verbinding met gegevens: Wijzigt het modemgedrag van het telematica-apparaat wanneer een bedrijfsvoertuig is uitgeschakeld door te allen tijde een mobiele verbinding tussen het telematica-apparaat en de wagenparkbeheer-applicatie in stand te houden.
    2. Verlengde GPS-activering: Wijzigt het GPS-gedrag van het telematica-apparaat als een bedrijfsvoertuig is uitgeschakeld door de tijd te verlengen dat de GPS-module van het telematica-apparaat actief is wanneer een bedrijfsvoertuig is uitgeschakeld. Dit zorgt voor een nauwkeurige GPS-locatie voor het begin van de volgende rit.

    Bedrijfsvoertuigen verwijderen

    1

    Klik in het hoofdmenu op bedrijfsvoertuigen.

    2

    Selecteer in de lijst met bedrijfsvoertuigen het bedrijfsvoertuig dat u wilt verwijderen.

    3

    Klik op Verwijderen in het bovenste menu.

    4

    Bevestig uw keuze door in het dialoogvenster op Bedrijfsvoertuig verwijderen te klikken.

    Als u een bedrijfsvoertuig uit uw database verwijdert, worden alle gegevens die aan dat bedrijfsvoertuig zijn gekoppeld, permanent verwijderd. Als u een bedrijfsvoertuig wilt verwijderen, maar de bijbehorende gegevens niet wilt verwijderen, kunt u het Bedrijfsvoertuig archiveren door op Bedrijfsvoertuig archiveren te klikken.

    ✱ LET OP: Het verwijderen van een bedrijfsvoertuig uit uw database deactiveert de facturering niet automatisch. Neem contact op met uw partner om de juiste factureringswijzigingen door te voeren.

    Installatiegeschiedenis bekijken

    1

    Klik in het hoofdmenu op Assets.

    2

    Klik op Installaties in de bovenste balk en selecteer vervolgens op Installatiegeschiedenis.

    3

    Selecteer de Datumperiode en Assets. Klik op Wijzigingen toepassen.

    Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is (Beta)

    Nadat u de verzoeken voor Verwijderen, Ruilen of Service hebt geaccepteerd vanuit de Partnerbeheertool, kunt u de pagina Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is (Beta) gebruiken om deze registraties te accepteren. Klanten hoeven niet meer in te grijpen en profielen los te koppelen of te archiveren of nieuwe profielen aan te maken. Deze pagina stelt u in staat om informatie over de recent uitgevoerde installatiediensten te bekijken en de updates van de asset-informatie te accepteren of af te wijzen.

    U kunt deze functie in Beta inschakelen door te gaan naar Gebruiker > Opties > tabblad Bètafuncties > Melding nieuwe installatiegeschiedenis inschakelen. Gebruikers kunnen alleen registraties van de afgelopen 90 dagen bekijken – registraties voorafgaand aan deze periode zijn verlopen.

    Op de pagina Assets kunt u de Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is bekijken door te klikken op het Installatie uitklapmenu > Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is. Of, als u wijzigingen in afwachting hebt, klikt u op de melding die het aantal registraties aangeeft waarvoor installatiewijzigingen nodig zijn.

    document Image

    U kunt het volgende doen op de pagina Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is:

    1. Zoeken – Zoek naar een apparaat.
    2. Sorteer op – Organiseer uw resultaten op een nuttige manier, op datum, assetnaam of serienummer.
    3. Accepteren/Weigeren – Accepteer of weiger updates met betrekking tot installatie in bulk (Alles accepteren, Alles weigeren), of per individuele rij.

    In de tabel Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is wordt het volgende soort registratie weergegeven dat is gemaakt via de toepassing MyInstall in de Partnerbeheertool:

    1. Installatiedatum – De datum van installatie.
    2. Type – Het installatietype:
      1. Installatie (openbaar) - Er is een nieuw apparaat geïnstalleerd in het bezit, en de installateur heeft het openbare installatiegereedschap gebruikt.
      2. Nieuwe installatie – Er is een nieuw apparaat geïnstalleerd in het bezit, en de installateur heeft het beveiligde (MyAdmin) installatiehulpmiddel gebruikt.
      3. Verwijdering – Het apparaat is verwijderd van het bezit. Zodra dit is geaccepteerd, wordt het oude apparaat gearchiveerd en losgekoppeld, waardoor de gegevensrapportage naar de database stopt.
      4. Swap – Het apparaat is vervangen door een ander apparaat dat op dezelfde asset is geïnstalleerd. Het oude apparaat wordt gearchiveerd en losgekoppeld, waardoor de gegevensrapportage stopt, terwijl het nieuwe apparaat dit overneemt met continue gegevensrapportage. Om een apparaat te ruilen, klikt u op Accepteren voor een ruilverzoek op de pagina Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is.
      5. Dienst – Er is een reparatie of controle uitgevoerd op het bezit. Accepteer suggesties van de installatieprogramma om essentiële informatie bij te werken, zoals naam, kenteken en VIN.
      6. ! BELANGRIJK: Alleen gebruikers die de machtiging DeviceAdminDeleteUnplugReplace hebben, kunnen verwijderings- en ruilregistraties bekijken of accepteren, zodat apparaatwijzigingen veilig worden beheerd.

    3. Serienummer – Het serienummer van het apparaat.
    4. Status – Geeft de status van de installatie aan (geslaagd of mislukt).
    5. Naam van het apparaat – Wijzigingen in de naam van het apparaat dat is gekoppeld aan de installatie.
    6. Kentekenplaat – Wijzigingen aan de kentekenplaat van het apparaat dat is gekoppeld aan de installatie van het rijbewijs.
    7. VIN – Wijzigingen aan de VIN van het apparaat dat is gekoppeld aan de installatie van het apparaat.
    8. Merk, Model, Jaar (Opmerking) – De details van het apparaat dat geassocieerd is met de installatie.

    Verifiëren van installatie in afwachting van wijzigingen

    1

    Klik in het hoofdmenu op Assets.

    2

    Als u de banner Let op ziet: Bekijk de wijzigingen die in afwachting zijn van installatie, klik hier om te bekijken. Of klik alternatief op Installaties in de bovenste balk en selecteer vervolgens Wijzigingen waarvan de installatie in behandeling is (X).

    3

    Bekijk de informatie in de tabel. Elke rij toont details over een uitgevoerde installatieservice, inclusief installatiedatum, serienummer, status, activumnaam en meer.

    OPMERKING:

    1. Pijlen geven aan dat de informatie die is vastgelegd door de Installer verschilt van de huidige informatie in de database.
    2. Geen gegevens geven aan dat de Installer deze informatie niet heeft vastgelegd.
    3. Geen wijziging geeft aan dat de informatie die door de Installer is vastgelegd, hetzelfde is als de huidige informatie in de database.
    4. Als geselecteerd, wordt informatie over Merk, Model en Jaar toegevoegd aan het opmerkingenveld van het Actief.

    4

    Selecteer de selectievakjes voor de informatie die u wilt accepteren of weigeren, inclusief eventuele verwijderingen, verwisselingen en onderhoud.

    5

    Klik op de knop in de laatste kolom om de geselecteerde installatie-informatie te accepteren of te weigeren. Als u meerdere installatiediensten heeft, kunt u ervoor kiezen om alles te accepteren of alles te weigeren in de laatste kolom van de kopregel.

    Kaart

    Gebruik de Kaartpagina om de huidige locatie van uw bedrijfsvoertuigen op een kaart te bekijken, Bedrijfsvoertuigen in te plannen, de dichtstbijzijnde bedrijfsvoertuigen naar specifieke locaties te controleren, en meer.

    U kunt het volgende doen op de pagina Kaart:

    1. Op de Kaart zoeken – zoek naar een bedrijfsvoertuig, bestuurder, route, zone of adres op de kaart.
    2. Filteren op groep... – filter gegevens die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    3. Soort bedrijfsvoertuig... – Filter gegevens die in de tabel worden weergegeven door ingebouwde (Container, Uitrusting, Aanhangwagen, Voertuig) of aangepaste soorten bedrijfsvoertuig.
    4. Aandrijflijn en soort brandstof… – Filtergegevens die in de tabel worden weergegeven met Elektrisch of Plug-in hybride, brandstofcel-elektrisch voertuig, Verbrandingsmotor of Handmatig geclassificeerde aandrijflijn.
    5. Status – Filteren gegevens die in de tabel worden weergegeven op bedrijfsvoertuigen die rijden, gestopt zijn of niet communiceren.
    6. Alle filters – Openen van geavanceerde filters, waaronder de Status van een bedrijfsvoertuig en de Volgstatus.
    7. Dichtstbijzijnde – Lokaliseren van maximaal 50 van de bedrijfsvoertuigen die zich het dichtst bij de geselecteerde locatie bevinden.
    8. ✱ LET OP: Om Dichtstbijzijnde bedrijfsvoertuigen te gebruiken, moet u inzoomen of navigeren naar een gebied met minder dan 500 bedrijfsvoertuigen.

    9. Meer – Klik om het vervolgkeuzemenu te openen met Opgeslagen weergaven, Gebiedsactiviteit, Rittengeschiedenis en Zone toevoegen (raadpleeg Zones toevoegen voor meer informatie).
    10. Pictogram Vernieuwen – Vernieuwen van de kaart.
    11. Lijst bijwerken met kaartgebied – Inschakelen om bedrijfsvoertuigen weer te geven die zich bevinden in het kaartgebied dat u bekijkt op de bedrijfsvoertuigenlijst. Uitschakelen om dezelfde lijst met lijst met bedrijfsvoertuigen te behouden, zelfs als u de kaart naar een andere locatie verplaatst.
    12. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Status van het Bedrijfsvoertuig, Naam van het Bedrijfsvoertuig, Voornaam bestuurder, Achternaam bestuurder, Gebruikersnaam/e-mailadres bestuurder of EV-laadniveau.
    13. ✱ LET OP: Als u meer dan 50 bedrijfsvoertuigen in uw database heeft, blijft de kaart leeg totdat u bedrijfsvoertuigen hebt geselecteerd om weer te geven in het zoekvenster, of inzoomt op een gebied met 500 bedrijfsvoertuigen of minder.

      Interactie met locaties op de kaart

      De volgende acties zijn beschikbaar zodra u op een specifieke weg op de kaart klikt:

      1. Hier voertuig plannen – Stuur een voertuig uit uw wagenpark naar deze locatie.
      2. Adres zoeken – Geef het adres van uw selectie weer. Als er geen adres beschikbaar is, gebruikt de applicatie lengte- en breedtegraad.
      3. Hier een vierkante zone toevoegen – Zone aanmaken op deze locatie. De zone is een bewerkbaar vierkant in het midden van uw selectie. U kunt de zone vervolgens een naam geven en de grootte en vorm ervan wijzigen.
      4. Wijziging in de aangegeven snelheid op de weg – Bewerken van de snelheid voor een specifieke weg.
      5. Gebiedsactiviteit – Onderzoeken welke activiteit gedurende een bepaalde periode in een geselecteerd gebied heeft plaatsgevonden. Raadpleeg Gebiedsactiviteit voor meer informatie.
      6. Dichtstbijzijnde – Lokaliseren van maximaal 50 van de bedrijfsvoertuigen die zich het dichtst bij de geselecteerde locatie bevinden.

      Legenda van de kaart

      De functie Kaart maakt gebruik van verschillende pictogrammen om het gedrag van bedrijfsvoertuigen aan te geven en opties te bieden voor het bekijken van gegevens. Als het aantal bedrijfsvoertuigen in een bepaald gebied te groot is om met individuele pictogrammen te worden weergegeven, worden ze geclusterd met een clusterpictogram dat het totale aantal bedrijfsvoertuigen in het gebied aangeeft. U vindt de volgende pictogrammen onder de meest gebruikte pictogrammen op de kaart:

      document Image

      Rijden

      Geeft een actief bedrijfsvoertuig aan dat momenteel rijdt. Als u de muisaanwijzer op het pictogram plaatst, worden de locatie van het bedrijfsvoertuig en de huidige rijsnelheid weergegeven.

      document Image

      Gestopt

      Geeft de locatie aan van een stop van een bedrijfsvoertuig buiten de bedrijfszones. Als u de muisaanwijzer op het pictogram plaatst, ziet u het adres van de stop en de aankomsttijd van het bedrijfsvoertuig. Als de stop de huidige locatie van het bedrijfsvoertuig aangeeft, wordt deze gelabeld met de naam van het bedrijfsvoertuig en de bestuurder.

      document Image

      Gestopt binnen Zone

      Geeft de locatie aan van een stop van een bedrijfsvoertuig binnen de bedrijfszone. Als u de muisaanwijzer op het pictogram plaatst, ziet u het adres van de stop en de aankomsttijd van het bedrijfsvoertuig.

      document Image

      Opladen

      Geeft een elektrisch voertuig aan dat op dat moment wordt opgeladen. De laadstatus (SOC) van het voertuig wordt naast de naam van het voertuig weergegeven.

      document Image

      Afwijkende gebeurtenissen

      Geeft aan dat het bedrijfsvoertuig actieve uitzonderingen laat zien.

      Kaartopties

      Selecteer het pictogram voor kaartopties rechtsonder op de kaart om de volgende opties voor de weergave op de kaart te kiezen:

      1. Soort kaart – Kies tussen Kaart of Satelliet.
      2. Opties – Kies ervoor om de volgende informatie weer te geven of te verbergen:
        1. Labels Naam van het Bedrijfsvoertuig.
        2. Zones – Specifieke zones.
        3. Weer – Temperatuur en weersomstandigheden.
        4. Verkeer - Omstandigheden van de snelheid op de weg.
      3. Kaartprovider – Kies tussen specifieke leveranciers of aangepaste kaarten.

      Kaartaanbieders

      De applicatie ondersteunt een verscheidenheid aan kaarten, zodat u de meest nuttige kaart voor uw interessegebied kunt selecteren. Hieronder volgt een overzicht op hoog niveau van verschillende aanbieders:

      1. Google Maps (standaard)
        1. Wegen- en satellietkaarten
        2. Street View-kaarten
        3. Ondersteunt aanraakfunctie
        4. Pijlen geven de reisrichting aan voor eenrichtingswegen
      2. Kaart venster
        1. Wegen- en satellietkaarten
        2. Open bron
        3. Ondersteunt aanraakfunctie
      3. Hier
        1. Wegen- en satellietkaarten
        2. Ondersteunt aanraakfunctie

      Paneel met Bedrijfsvoertuig

      De volgende acties zijn beschikbaar zodra u een bedrijfsvoertuig op de kaart of in de lijst met Bedrijfsvoertuigen selecteert:

      1. Lokaliseren – Zoom in op de locatie van dit bedrijfsvoertuig op de kaart.
      2. Rit – Open de pagina Rittengeschiedenis. Raadpleeg Rittengeschiedenis voor meer informatie.
      3. Bewerken – Open pagina bedrijfsvoertuig. Raadpleeg Pagina Bedrijfsvoertuig voor meer informatie.
      4. Bericht – Sturen van een bericht naar de bestuurder die aan dit bedrijfsvoertuig is toegewezen. Raadpleeg Berichten voor meer informatie.
      5. Delen – Aanmaken van een link voor het delen van locaties. Raadpleeg Delen Bedrijfsvoertuiglocatie voor meer informatie.
      6. Dichtstbijzijnde – Lokaliseren van maximaal 50 van de bedrijfsvoertuigen die zich het dichtst bij de geselecteerde locatie bevinden.
      7. Meer – Open extra opties.

      Delen locaties van bedrijfsvoertuig

      1

      Zoek op de pagina Kaart naar het bedrijfsvoertuig waarvan u locatiegegevens wilt delen of selecteer het op de kaart.

      2

      Selecteer in het paneel bedrijfsvoertuig de optie Delen.

      document Image

      3

      Voer de vereiste informatie in:

      1. Bestemming – De zone of het adres dat wordt beschouwd als de laatste eindbestemming voor de locatiedeelkoppeling.
      2. Live vanaf– Als de locatiedeelkoppeling actief wordt.
      3. Verloopt na– Als de locatiedeelkoppeling inactief wordt.
      4. ✱ LET OP: Het delen van locaties verloopt als het bedrijfsvoertuig de opgegeven bestemming bereikt, of wanneer het gespecificeerde tijdvenster eindigt, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet.

      5. Locatieradius – Het bedrijfsvoertuig wordt zichtbaar op de locatiedelingskaart als het de afstand bereikt die bepaald is door de locatieradius vanaf de bestemming. Klik op Wijzig radius om bij te werken.

      4

      Klik op Link aanmaken.

      Dichtstbijzijnd

      Lokaliseren van maximaal 50 van de bedrijfsvoertuigen die zich het dichtst bij de geselecteerde locatie bevinden:

      1

      Zoom op de pagina Kaart in of navigeer naar een gebied met minder dan 500 bedrijfsvoertuigen en klik op Dichtstbijzijnd boven aan de pagina. U kunt als alternatief Dichtstbijzijnd selecteren op het paneel bedrijfsvoertuig of een weg op de kaart.

      2

      Bekijk de speld die op de geselecteerde locatie op de kaart is geplaatst en de lijst met de dichtstbijzijnde bedrijfsvoertuigen aan de linkerkant van de kaart. Dichtstbijzijnde gebruikte realtime verkeersgegevens om de afstand te berekenen tussen een geselecteerde locatie en de bedrijfsvoertuigen die zich het dichtst bij die locatie bevinden. Deze functie maakt gebruik van een routeplanningsservice om de bedrijfsvoertuigen te lokaliseren die zich het dichtst bij de geselecteerde locatie bevinden en berekent vervolgens de afstand en de geschatte aankomsttijd op basis van live wegomstandigheden.

      Opgeslagen weergaven

      Opgeslagen weergaven zijn posities op de kaart die zijn opgeslagen. Gebruik deze om de kaart snel vast te zetten op relevante locaties en zoomniveaus.

      Weergave opslaan

      1

      Vanaf de Kaartpagina, de kaart positioneren en filteren op de manier waarop u deze doorgaans gebruikt.

      2

      Klik op Meer > Opgeslagen weergaven > Weergave opslaan.

      3

      Inschakelen van Weergavevenster als u het huidige kaartgebied en zoomniveau wilt opslaan, en Instellingen als u de filter- en sorteertools, opties en keuzes wilt opslaan, evenals de selectie om de lijst bij te werken met de kaart.

      4

      Voer een naam in voor deze weergave onder Weergavenaam.

      5

      Inschakelen van Weergeven als standaard als u deze weergave als standaard wilt instellen als u de kaart opent.

      6

      Klik op Opslaan.

      Een opgeslagen weergave openen

      1

      Open de pagina Kaart.

      2

      Klik op Meer > Opgeslagen weergaven.

      3

      Selecteer de weergave die u op de kaart wilt zien.

      àdocument Image

      Opgeslagen weergaven beheren

      1

      Open de pagina Kaart.

      2

      Klik op Meer > Opgeslagen weergaven > Weergaven beheren.

      3

      Sleep en verplaats weergaven om de volgorde in het menu worden getoond te wijzigen.

      4

      Klik op het potloodpictogram naast een weergave om de naam ervan te wijzigen.

      5

      Klik op Opslaan.

      Gebiedsactiviteit

      Onderzoeken welke activiteit gedurende een bepaalde periode in een geselecteerd gebied heeft plaatsgevonden.

      1

      Open de Kaart en zoom in op het gebied dat u wilt verkennen.

      2

      Klik op Meer > Gebiedsactiviteit.

      ✱ LET OP: Als de knop Gebiedsactiviteit is uitgeschakeld, zoomt u meer in op het gebied.

      3

      Selecteer Vandaag, Gisteren, Afgelopen 3 dagen of Aangepast als de periode die u wilt verkennen.

      4

      Bekijk de informatie van de weergegeven ritten. Raadpleeg Rittengeschiedenis voor meer informatie.

      5

      Klik op Gebiedsactiviteit verlaten als u klaar bent.

      Productiviteit

      Rittengeschiedenis

      Met Rittengeschiedenis hebt u toegang tot realtime locaties van uw wagenpark en een volledige geschiedenis van waar elk bedrijfsvoertuig is geweest. U kunt deze functie gebruiken om eerdere activiteit van het bedrijfsvoertuig te bekijken en te beheren. Navigeer naar Productiviteit > Rittengeschiedenis om te werken met het bijhouden van gearchiveerde bedrijfsvoertuigen (historische).

      U kunt het volgende doen op de pagina Rittengeschiedenis:

    14. Zoeken – Zoeken naar een bepaald bedrijfsvoertuig.
    15. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    16. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven. Voor meer informatie over de soorten aanpassingen, zie het Rittenopties selecteren gedeelte.
    17. Overzicht – Bekijk het overzicht ritinformatie voor uw wagenpark. Gebruik deze pagina om essentiële rijgegevens voor uw hele wagenpark te vergelijken en een beter inzicht te krijgen in uw minst gebruikte bedrijfsvoertuigen. Raadpleeg voor meer informatie het Bekijken Overzichtsrapport van het Rittenoverzicht gedeelte
    18. Live posities – Bekijken van de live positie van de geselecteerde bedrijfsvoertuigen op de kaart.
    19. Rapport – Downloaden van de standaard- of geavanceerde rapporten.
    20. Alle ritten weergeven – Tonen van alle ritten voor het geselecteerde bedrijfsvoertuig op basis van de geselecteerde Datumperiode en Weergaveopties.

    In de tabel Rittengeschiedenis wordt het volgende weergegeven:

    1. Totale tijd dat gestopt is – Geeft de totale tijd aan dat het bedrijfsvoertuig gestopt is.
    2. Totale tijd dat gereden is – Geeft de totale tijd aan dat het bedrijfsvoertuig gereden heeft.
    3. Totale afstand – Geeft de totale tijd aan dat gereden heeft.
    4. Toon ritten – u kunt de specifieke rit bekijken.

    Stops worden gelabeld met de naam van de zone (als de stop plaatsvond binnen een bekende zone) of met het stopadres. De stopduur en de stationaire tijd worden ook vermeld.

    Ritopties selecteren

    Gebruik de Opties van de vervolgkeuzelijst boven aan de pagina om uw Datumperiode te selecteren en uw Weergaveopties te configureren. Dit zijn de volgende weergaveopties:

    1. Invoegen van gearchiveerde (historische) gegevens – Stel standaard in op Uit om verwarring te voorkomen met ritten die zijn gemaakt door eerdere voertuigen met vergelijkbare namen.
    2. Stops uitsluiten – Uitsluiten van stops onder een bepaalde drempelwaarde (deze filteroptie is beschikbaar onder of boven de Opties voor aanvullende rapporten voor onze pagina Rittengeschiedenis en rapporten met Ritdetails).
    3. Altijd tonen van de laatste rit en de huidige lopende reis - In te stellen op Aan of Uit.
    4. Ritcategorieën – Categoriseren van ritten als zakelijke, persoonlijke of niet-gecategoriseerde ritten.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    ✱ LET OP: Ritten zonder toegewezen bestuurder hebben geen ritcategorisatie-informatie. Als er een bestuurder aan het bedrijfsvoertuig is toegewezen, wordt de Categorie in de tabel weergegeven, samen met een aanwijspictogram dat eventuele tekstuele notities aangeeft.

    Het rapport Rittengeschiedenis bekijken

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Productiviteit > Rittengeschiedenis.

    2

    Selecteer de bedrijfsvoertuigen die u wilt bekijken om de details van hun rittengeschiedenis te laden.

    3

    Gebruik de vervolgkeuzelijst Opties om de gegevens aan te passen die worden weergegeven in de tabel Rittengeschiedenis. Klik vervolgens op Opslaan.

    Alle ritten weergeven

    Klik op de knop Tonen alle ritten om de ritten op de kaart te bekijken. Als u een individuele rit selecteert, wordt de reis aan de kaart toegevoegd. Als u extra ritten selecteert, worden alle selecties tegelijkertijd getoond.

    Op deze pagina vindt u de volgende informatie:

    1. Geselecteerde ritten worden links van hun adres of zonenaam genummerd, met vermelding van de volgorde van de rit in de reeks. Het nummer komt overeen met het nummer dat op de kaart staat aangegeven.
    2. Met het beletselteken kunt u opties bekijken om Het apparaat te bewerken, Een bestuurder toe te wijzen, Het snelheidsprofiel weer te geven voor die rit of Loggegevens en Botsingen te tonen.

    ✱ LET OP: Raadpleeg de Pagina Bedrijfsvoertuig over het bewerken van een apparaat. Raadpleeg Snelheidsprofiel voor meer informatie over het snelheidsprofiel of de logboekgegevens van een bedrijfsvoertuig.

    1. Met het rode waarschuwingspictogram kunt u de stops en de uitzonderingen die zich tijdens de rit hebben voorgedaan op de kaart bekijken.

    document Image

    Door met uw muis over de reis te bewegen, wordt aanvullende informatie over uw selectie weergegeven, waaronder:

    1. Naam van het activum
    2. Tijd, datum en adres
    3. Status van de verplaatsing
    4. Uitzonderingen
    5. Snelheid op de weg

    U kunt ervoor kiezen om de vorige rit van het bedrijfsvoertuig en de huidige positie van het bedrijfsvoertuig tijdens een lopende rit tegelijkertijd te bekijken door Altijd laatste rit en huidige lopende rit tonen op AAN in te stellen in het menu Opties.

    Rit bekijken op opnieuw afspelen

    Met de Opnieuw afspelen -functie kunt u ritten voor één of meerdere voertuigen opnieuw afspelen om beter te begrijpen hoe de rit is verlopen. Selecteer in het scherm Rittengeschiedenis de ritten die u opnieuw wilt afspelen en kies Herhaling tonen in de Kaartopties vervolgkeuzelijst. Terwijl u de geanimeerde rittengeschiedenis bekijkt, kunt u op elk gewenst moment op afspelen of pauzeren klikken. U kunt ook de afspeelsnelheid wijzigen en de tijdstempelbalk gebruiken om naar een gewenst gedeelte van de rit te springen.

    Het rapport Rittengeschiedenis bekijken

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Productiviteit > Rittengeschiedenis.

    2

    Selecteer de bedrijfsvoertuigen die u wilt bekijken om de details van hun rittengeschiedenis te laden.

    3

    Gebruik de vervolgkeuzelijst Opties om de gegevens aan te passen die worden weergegeven in de tabel Rittengeschiedenis. Klik vervolgens op Opslaan.

    4

    Klik op de knop Samenvatting om een samengevatte versie van het rapport weer te geven.

    5

    Bekijk de grafische informatie over de tijd die wordt doorgebracht in de zones Klant, Niet-klant, Home en Kantoor. Evenals bedrijfsvoertuigen die gedurende het opgegeven tijdsbestek geen afstand hebben gerapporteerd.

    document Image

    ✱ LET OP: De grafische informatie wordt weergegeven als er meer dan één bedrijfsvoertuig wordt geselecteerd.

    Inzicht in ritten en stationair draaien

    Een rit vindt plaats als uw bedrijfsvoertuig beweegt vanaf het moment dat het start tot het moment dat het stopt. Een stop wordt geregistreerd wanneer het contact wordt uitgeschakeld of wanneer het bedrijfsvoertuig gedurende meer dan 200 seconden stilstaat met een snelheid van minder dan 1 km/u. Snelle stops van minder dan 200 seconden zonder het contact uit te zetten, zoals bij rode lichten, worden niet meegeteld. De eerste beweging van het bedrijfsvoertuig initieert een rit, zelfs als deze een tijdje stil blijft staan.

    Het telematica-apparaat detecteert ook stationair draaien, waarbij de motor draait, maar het bedrijfsvoertuig niet beweegt. Als er stationair wordt gedraaid voordat een rit begint, wordt dit geteld als stationair draaien voor de vorige rit. Stationair draaien wordt geregistreerd wanneer het bedrijfsvoertuig gedurende 3 minuten en 21 seconden stilstaat met het contact aan.

    Om de starttijd van de rit en het stationair draaien te bepalen, zoeken we naar een stabiel stationair punt. Als u minder dan 3 minuten en 21 seconden stationair draait en begint te rijden, telt deze stationaire tijd niet mee voor een rit, omdat deze tijd kort genoeg is om te negeren. Als het langer is dan de eerste 3 minuten en 21 seconden, telt de resterende rusttijd mee voor de vorige rit.

    Vanwege verschillen tussen fabrikanten van bedrijfsvoertuigen is het niet altijd mogelijk om te bepalen of het contact van de bedrijfsvoertuigen in- of uitgeschakeld is. Daarom probeert het telematica-apparaat de draaiende motor op de volgende drie manieren te detecteren:

    1. Als de “AAN”-status van de motor wordt gedetecteerd via de CAN-bus;
    2. Als er spanningsfluctuaties zijn (waar geen CAN beschikbaar is); en
    3. Als beweging wordt gedetecteerd (waarbij noch toerental noch spanningsfluctuatie worden gedetecteerd.)

    De volgende voorbeelden illustreren hoe ritten worden berekend.

    Voorbeeld A — Tijd besteed aan stationair draaien voor en na het rijden

    Timeline of an example trip, broken down into a previous and current trip, displaying idling time, ignition on and off indicators, time stopped, and vehicle movement.

    Laten we in dit voorbeeld aannemen dat tijd B en D inactief zijn. Daarom:

    1. Inactieve tijd vorige rit = A
    2. Huidige rit = B + C + D
    3. Inactieve tijd huidige rit = D
    Voorbeeld B — Tijd besteed aan stationair draaien in Eén Rit

    Timeline of an example trip, displaying idling time, ignition on and off indicators, vehicle movement, and time stopped.

    Laten we in dit voorbeeld aannemen dat tijd B en D inactieve tijden zijn. Daarom:

    1. Huidige rit = A + B + C + D
    2. Inactieve tijd huidige rit = B + D
    Voorbeeld C— Tijd besteed aan stationair draaien in Twee Ritten

    Timeline of an example trip, broken down into a first and second trip, displaying idling time, ignition on and off indicators, time stopped, and vehicle movement.

    In dit voorbeeld is A+B de eerste rit en C+D de tweede rit. De inactieve tijden zijn B en D, waarbij B wordt toegeschreven aan de eerste rit en D wordt toegeschreven aan de tweede rit.

    De mobiele versie van Rittengeschiedenis gebruiken

    Gebruik in de Mobiele versie de lay-out van de Rittengeschiedenis om ritten die aan een bedrijfsvoertuig zijn gekoppeld in een inklapbaar venster weer te geven en selecteer ritten afzonderlijk om op de Kaart weer te geven. Bekijk ritdetails zoals locatie, uitzonderingen en snelheid door met uw vinger over het segment van de ritlijn te gaan.

    document Image

    Basisrouteplanning

    De functie Routes biedt een effectieve manier om het brandstofverbruik, het aantal kilometers en de CO2-uitstoot te verminderen door de routes die uw bestuurders gebruiken te optimaliseren. U kunt het gebruiken om routeplannen voor uw wagenpark te maken, geplande en daadwerkelijke routes te vergelijken, en nieuwe kansen voor operationele efficiëntie te onderkennen.

    Op het tabblad Routes in de Rijd-app kunnen bestuurders hun toegewezen routes efficiënt beheren en eventuele wijzigingen in de routes bekijken in de Wagenparkbeheer-applicatie. De routegerelateerde informatie in de Rijd-app wordt gesynchroniseerd met eventuele wijzigingen in de Wagenparkbeheer-applicatie.

    Raadpleeg Voor meer informatie over het gebruik van de functie Routes de gebruikershandleiding. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Productiviteit > Basisrouteplanning.

    Geavanceerde Routeplanning (alleen met abonnement)

    Toegang tot Geavanceerde Routeplanning om kosten te besparen door middel van automatisering en tegelijkertijd de optimalisatie van uw wagenpark te verbeteren. Hierdoor is uw Hulpbron op de juiste locatie, op het juiste moment is. Verkrijg beter inzicht in uw dagelijkse operaties door eenvoudig vestigingen, soorten orders, groepen, patronen en kalenders te beheren. Gebruik deze tool om moeiteloos routes te aan te maken, hulpmiddelen te sturen en vooruit te plannen voor optimale toewijzing van hulpmiddelen. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie, u naar Productiviteit > Basisrouteplanning.

    ! BELANGRIJK: Geavanceerde Routeplanning is gebaseerd op een abonnement. Neem voor meer informatiecontact op met uw partner.

    Optimalisatiecentrum

    Gebruik het Optimalisatiecentrum om de volgende geavanceerde modules voor routeplanning weer te geven en te starten:

    1. Beheer – Opstellen van de initiële configuratie die nodig is voor alle andere modules, zoals soorten orders en groepen, hulpmiddelen en hun schema's, filialen en meer
    2. Territorium – Verkrijgen van een geografische visualisatie van orders, met de mogelijkheid om territoria aan te maken en te wijzigen, die vervolgens kunnen worden toegewezen aan hulpmiddelen waarnaar moet worden verwezen tijdens het planningsproces binnen de modules voor routeplanning.
    3. Route – Aanmaken van geoptimaliseerde dagelijkse plannen van geplande orders en uitvoeren van bewerkingen voor toewijzingen van orders, of bekijken en vergelijken van plannen.
    4. Plannen – Monitoren en plannen van de ingeplande bestellingen van die dag zelf, terwijl ook proactief hulpmiddelen en klanten in realtime worden ondersteund.
    5. Mobiel – Bekijken als een hulpmiddel van de toegewezen orders van die dag zelf, hun status bijwerken en communiceren met plannings-gebruikers.

    ✱ LET OP: Dit is toegankelijk via de Mobiele app en Rijd-app.

    Route

    Gebruik het Geavanceerde routeplanning en optimalisatie – Route om dagelijkse routes op te stellen die zijn afgestemd op uw zakelijke behoeften, waarbij een reeks optimalisatieprofielen wordt aangeboden om uit te kiezen. Of u nu de rijtijd wilt verkorten of stipte aankomsten wilt garanderen, de module voor routeplanning helpt u uw financiële doelen voor elkaar te krijgen.

    Plannen

    Gebruik Geavanceerde routering en optimalisatie – Plannen om als hulpmiddel toegang te krijgen tot uw toegewezen afspraken en deze bij te werken, dagelijkse planningen proactief te beheren en Hulpmiddelen in het veld te ondersteunen met realtime updates, dynamische statistieken en snelle aanpassingen.

    Territorium

    Gebruik Geavanceerde routering en optimalisatie – Territorium een kaart van uw gegevens te bekijken, zodat u uw territorium eenvoudig kunt beheren en verbeteren. Het helpt u middelen efficiënt toe te wijzen, kosten te besparen en groeimogelijkheden te identificeren.

    Optimalisatiebeheer

    Gebruik Geavanceerde routering en optimalisatie – Beheer om de functies Afspraakplanning, Routerplanning, plannen, Territorium en Mobiel op te stellen. Het gebruiksvriendelijke dashboard biedt verschillende configuratie-opties, zoals soorten orders, hulpmiddelen, schema's, filialen, geavanceerde planningsrotaties en meer.

    Public Works

    De oplossing Public Works vereenvoudigt het beheer van uw wagenpark door de doeltreffendheid van de openbare dienstverlening te monitoren. De oplossing kan helpen bij het verlagen van de kosten, het monitoren van de operationele status en het serviceniveau, het bevorderen van de veiligheid van de operator, het verbeteren van de tevredenheid van de burger en het verkrijgen van inzicht in de locatie van een bedrijfsvoertuig.

    Raadpleeg voor meer informatie over Public Works de Public Works gebruikershandleiding. Om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie, navigeert u naar Productiviteit > Public Works.

    Citizen Insights

    Gebruik Citizen Insights om zicht te krijgen op openbaar beschikbare diensten, zoals de status van de service voor sneeuwploegen, zoutstrooiers, afvalbeheer en straatvegers. Staats-, provinciale en lokale overheden kunnen Citizen Insights gebruiken om deze informatie beschikbaar te maken voor het publiek, zodat deze hun reis beter kunnen plannen door bepaalde gebieden te onderkennen en te vermijden die nog niet zijn onderhouden.

    Raadpleeg voor meer informatie over Citizen Insights de Citizen Insights gebruikershandleiding. Om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie, navigeert u naar Productiviteit > Public Works > Citizen Insights.

    Zones

    Een zone is een virtuele omtrek rond een real-world gebied van belang, zoals kantoren, locaties van klanten of zelfs hele staten. Of het nu gaat om werkplekken, luchthavens, benzinestations of huizen, zones helpen u de gebieden van belang bij te houden. U kunt mensen naar bepaalde zones sturen, zones aanmaken die verboden terrein zijn en als u deze koppelt aan rapportage van uitzonderingen, worden ze een krachtig hulpmiddel om te begrijpen hoe uw wagenpark zich gedraagt.

    Maak gebruik van zones om nauwkeurige rapporten te genereren over de toewijzing van hulpmiddelen, zones met hoge kosten in uw dagelijkse activiteiten te lokaliseren en waarschuwingen voor uitzonderingen in te stellen om eventuele zakelijke problemen onmiddellijk aan te pakken als deze zich voordoen. Om naar de functie Zones te navigeren, u vanuit de Wagenparkbeheer-applicatie in het hoofdmenu naar > Productiviteit > Zones.

    Zones

    Gebruik de pagina Zones om uw zones te bekijken, te bewerken of aan te maken. Als u naar de pagina Zones wilt navigeren, gaat u naar Productiviteit > Zones > Zones.

    document Image

    U kunt het volgende doen op de pagina Zones:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaalde zone.
    2. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    3. Filteren – Filteren van gegevens die in de tabel worden weergegeven, filteren op zonestatus of zonesoort.
    4. Toevoegen – Toevoegen een nieuwe zone.
    5. Sorteren op: Naam – Sorteren van de zones die op de pagina worden weergegeven op Naam, alfabetisch.
    6. Soorten – Navigeren naar de Zonetypes pagina.
    7. Rapport – Downloaden van de gegevens die worden weergegeven op de Mijn rapporten pagina.
    8. Meervoudig selectiemenu – Selecteren van zichtbare, individuele, alle of geen zones in de tabel.
    9. ✱ LET OP: De opties om Geselecteerde zones te verwijderen en Geselecteerde zones te bewerken worden weergegeven als Selecteer zichtbaar, afzonderlijk of alle zones wordt gekozen.

    10. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.

    In de tabel Zones wordt het volgende weergegeven:

    1. Naam – Geeft de naam aan van de zone.
    2. Soort Zone –Geeft het soort zone aan waartoe de specifieke zone behoort.
    3. Actief vanaf – Geeft de datum waarop de datum waarop de zone actief wordt.
    4. Status – Geeft aan of de zone actief, inactief of verlopen is.
    5. Opmerking – Geeft eventuele opmerkingen aan die met de zone zijn gekoppeld.

    Zones toevoegen

    Zones kunnen op verschillende manieren in de applicatie worden toegevoegd met behulp van de functies Zones en Kaart.

    Zones toevoegen met de functie Zones

    1

    Navigeren naar Productiviteit > Zones > Zones vanuit het hoofdmenu.

    2

    Selecteren toevoegen.

    De webpagina opent automatisch de functie Kaart.

    3

    Selecteren van een startpunt op de kaart om de grens van de zone te bepalen.

    4

    Selecteren van extra punten langs de omtrek om de grens aan te maken.

    Een lijn verbindt de punten met de omtrek in de volgorde waarin ze worden toegevoegd.

    5

    De applicatie opent automatisch het paneel Details Zone, waar u uw nieuwe zone een naam kunt geven, kunt publiceren naar groepen, dit zichtbaar kunt maken op de kaart, soorten, stops binnen de zone en een einddatum kunt toevoegen.

    6

    Selecteren Bewaren.

    Zodra u uw zone hebt opgeslagen, wordt deze weergegeven op de pagina Zones in uw lijst met zones. Zie als u meerdere zones tegelijk wilt toevoegen Zones importeren.

    Zones toevoegen aan de hand van de kaart

    1

    Open de pagina Kaart.

    2

    Klik op Meer > Zone toevoegen.

    3

    Selecteren van een startpunt op de kaart om de grens van de zone te bepalen.

    4

    Selecteren van extra punten langs de omtrek om de grens aan te maken.

    Een lijn verbindt de punten met de omtrek in de volgorde waarin ze worden toegevoegd.

    5

    Klik op Opslaan.

    6

    De applicatie opent automatisch het paneel Details Zone, waar u uw nieuwe zone een naam kunt geven, kunt publiceren naar groepen, dit zichtbaar kunt maken op de kaart, soorten, stops binnen de zone en een einddatum kunt toevoegen.

    7

    Selecteren Bewaren.

    Zodra u uw zone heeft opgeslagen, geeft de applicatie deze weer op de kaart.

    Zones bewerken

    Navigeren naar Productiviteit > Zones > Zones. Als u een zone selecteert in de lijst op de pagina Zones, wordt een bewerkingspaneel geopend. Het bewerkingspaneel bevat twee tabbladen: Details van een Zone en Kaartweergave.

    U kunt het volgende doen op de pagina bewerken:

    1. Verwijderen – Verwijderen van een bepaalde zone. Raadpleeg voor meer informatie over het verwijderen van een zone het Verwijderen van zones gedeelte.
    2. Tonen op de kaart – De zone op de kaart weergeven.

    document Image

    Details van een Zone

    Pas bepaalde zones aan om geavanceerde rapportage over het gedrag van het wagenpark mogelijk te maken. Het tabblad Details van een Zone bevat de volgende instellingen:

    1. Naam – Geeft de naam aan van de zone.
    2. Publiceren naar groepen – Selecteren van de groepen die u aan de zone wilt koppelen.
    3. ✱ LET OP: Dit wordt gebruikt om zones te scheiden op regio, functie of andere classificatie, afhankelijk van uw organisatie, en kan worden gebruikt om door regels heen te filteren.

    4. Opmerking – Geeft eventuele opmerkingen aan die met de zone zijn gekoppeld.
    5. Zichtbaar op de kaart – Kiezen om zones op de kaart weer te geven.
    6. Types – Selecteren van de zonetypes die aan de specifieke zone zijn gekoppeld.
    7. ✱ LET OP: Dit kan ook worden gebruikt om specifieke zones te bekijken die zijn gekoppeld aan zonetypes op de kaart, en kan worden gebruikt om specifieke rapporten te ondersteunen met betrekking tot zones en de soorten bedrijfsvoertuigen die een specifiek gebied binnenkomen en verlaten.

    8. Stops binnen zone aangeven – Bedrijfsvoertuigen die binnen de ingeschakelde zones stoppen, worden weergegeven als een sterpictogram.
    9. ✱ LET OP: Dit is standaard ingeschakeld voor de zones Klant, Kantoor en Home.

    10. Einddatum – Aangeven van de vervaldatum voor de zone aan. Op deze datum worden alle regels of uitzonderingen die aan de zone zijn gekoppeld, stopgezet.

    Als u klaar bent, selecteert u Opslaan om terug te keren naar de lijst met de zones.

    Kaartweergave

    Gebruik dit tabblad om de zone op de kaart te bekijken. Het tabblad Kaartweergave bevat de volgende instellingen:

    1. Vorm zone veranderen – Aanpassen van de vorm van de zone aan door de bestaande punten te verplaatsen, ergens langs de zonegrens te selecteren om een nieuw punt toe te voegen of door een punt van de kaart te slepen om het te verwijderen.
      1. Vooraanzicht – Bekijken van de wijzigingen in de vorm van de zone.
      2. Veranderingen resetten – Verwijderen van uw wijzigingen.
    2. Kleur van de Zone – Weergeven van de kleuropties voor zones.
    3. Transparantie – Weergeven van een schuifbalk om de kleurtransparantie aan te passen.
    4. Kaart/satelliet – Schakelen tussen het bekijken van de zone in de kaartweergave of de satellietweergave.

    Als u klaar bent, selecteert u Opslaan om terug te keren naar de lijst met de zones.

    ✱ LET OP: Het veranderen van zone-eigenschappen heeft alleen invloed op toekomstige gegevens. Raadpleeg Gegevens opnieuw verwerken voor meer informatie over het opnieuw verwerken van gegevens uit het verleden.

    A screenshot of a map

Description automatically generated

    Zones verwijderen

    Zones kunnen uit de database worden verwijderd door een zone te selecteren in de lijst Zones of op de Kaart en vervolgens Verwijderen te selecteren in het bewerkingspaneel. Zodra de zone is verwijderd, verschijnt deze niet meer op de kaart. In alle rapporten waarin eerder de naam van de zone werd weergegeven, wordt in plaats daarvan het adres van de zone weergegeven, indien beschikbaar.

    Gebruik het Menu Meerdere Selecties om meerdere zones tegelijk te wijzigen of te verwijderen.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Zodra uw zones zijn geselecteerd, selecteert u Geselecteerde zones verwijderen of Geselecteerde zones bewerken vanuit het hoofdmenu om alle geselecteerde zones te bewerken.

    Inplannen van zones

    Zodra u een geografische zone hebt gedefinieerd, kan deze worden gebruikt om leden van uw mobiele team in realtime van en naar werklocaties te in te plannen. U kunt eenvoudig nieuwe opdrachten, ophaal- en afleverlocaties, zones of hele routes plannen.

    Om een zone die u hebt aan gemaakt naar een bedrijfsvoertuig te sturen:

    1

    Navigeer naar de pagina kaart.

    2

    Lokaliseer de zone met behulp van de kaart of met behulp van het zoekvenster.

    3

    Zodra de zone wordt weergegeven, selecteert u deze.

    4

    Selecteer Hier voertuig plannen in de pop-up.

    document Image

    Als u een verzoek tot plannen doet, wordt u naar de pagina Berichten geleid, waar u een of meer bedrijfsvoertuigen kunt selecteren om het verzoek te ontvangen. Deze bestuurders hebben de mogelijkheid om sms-berichten te ontvangen waarin u aanvullende instructies over de klus opgeeft. Raadpleeg voor meer informatie hierover het Zones inplannen gedeelte van de Beheerdershandleiding voor de Rijd-app.

    Zonebezoeken

    Met het rapport Zonebezoeken kunt u snel zien waar uw bedrijfsvoertuigen hun tijd doorbrengen. Het rapport kan worden uitgevoerd per bestuurder of per bedrijfsvoertuig, afhankelijk van uw behoeften. Als u naar de pagina Zonebezoeken wilt navigeren, gaat u naar Productiviteit > Zones > Zonebezoeken.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    U kunt het volgende doen op de pagina Zonebezoeken:

    1. Filteren op groepen – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    2. Bedrijfsvoertuigen zoeken/Zoeken naar een bestuurder – Zoek naar een bepaald bedrijfsvoertuig of bestuurder.
    3. ✱ LET OP: Dit veld verandert afhankelijk van wat is geselecteerd in de Weergaveopties.

    4. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in de tabel Zonebezoeken.
    5. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Naam, Duur of op Zone.
    6. Overzicht – bekijken van het totale aantal stops in elke zone dat uw bedrijfsvoertuigen hebben gemaakt.
    7. ✱ LET OP: Individuele vermeldingen voor meerdere stops in één zone worden samengevoegd tot één vermelding met de eerste aankomsttijd, de laatste vertrektijd, de totale duur van de tussenstops en een telling van het aantal stops dat binnen de zone is gemaakt. Als u de knop Details boven aan de pagina selecteert, keert u terug naar de pagina Zonebezoeken.

    8. Rapport – Downloaden het rapport Overzicht zonebezoeken of het rapport Details zonebezoeken.
    9. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.

    In de tabel wordt het volgende weergegeven:

    1. Naam van de Zone – Geeft de naam aan van de zone.
      1. Locatie pictogram – Wordt weergegeven naast de naam van de zone. Hiermee wordt de pagina Rittengeschiedenis geopend om de locatie van het bedrijfsvoertuig tijdens die specifieke stop en de ritdetails weer te geven.
    2. Aankomsttijd – Bekijk de aankomsttijd voor uw bedrijfsvoertuigen in specifieke zones en zonetypes.
    3. Bezoekduur – Bekijk de bezoekduur voor specifieke zones en zonetypes.
    4. Vertrektijd – Bekijk de vertrektijd voor uw bedrijfsvoertuigen in specifieke zones en zonetypes.

    Het rapport Zonebezoeken bekijken

    1

    Selecteer een of meer bedrijfsvoertuigen in de vervolgkeuzelijst of klik op Alles selecteren om alle bedrijfsvoertuigen te selecteren.

    2

    Selecteer onder Opties een Datumperiode.

    3

    Selecteer of u historische gegevens voor het zone bezoek wilt opnemen.

    4

    Selecteer of u de gegevens wilt bekijken op Bedrijfsvoertuig or Bestuurder.

    5

    Standaard worden in het rapport stops in alle zones weergegeven. Selecteer de vervolgkeuzelijst Zonetypes om het rapport te beperken tot een bepaald soort.

    6

    Selecteer een specifieke zone of alle zones in de vervolgkeuzelijst Zones selecteren.

    ✱ LET OP: Als u wilt terugkeren naar het weergeven van alle zonetypes, gebruikt u de optie Alle zones selecteren.

    7

    Selecteer Wijzigingen toepassen als u klaar bent.

    Zonetypes

    Zonetypes worden gebruikt om details en regels samen te voegen en uitzonderingen weer te geven die in een bepaalde zone zijn opgetreden. Als u naar de pagina Zonetypes wilt navigeren, gaat u naar Productiviteit > Zones > Zonetypes.

    A close-up of a person's hand

Description automatically generated

    Op de pagina Zonetypes kunt u de volgende acties uitvoeren:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald soort zone.
    2. Toevoegen – Toevoegen van een nieuw soort zone.
    3. Sorteren op: Naam – Sorteren van de zones die op de pagina worden weergegeven op Naam, alfabetisch.

    Er zijn ingebouwde zonetypes in de Wagenparkbeheer-applicatie. Deze zonetypes worden in de applicatie aangemaakt omdat het veelgebruikte zones zijn, voor snelle toegang en vlot gebruik. De ingebouwde zonetypes zijn als volgt:

    1. Klant
    2. Home
    3. Eigen servicecentrum
    4. Kantoor
    5. Servicecentrum voor leveranciers

    Als de ingebouwde zonetypes niet aan uw eisen voldoen, kunt u uw eigen zonetypes toevoegen.

    Toevoegen van een soort zone

    1

    Selecteer op de pagina Zonetypes de optie Toevoegen.

    Op de pagina Soort Zone bewerken kunt u de volgende acties uitvoeren:

    1. Opslaan – Opslaan van uw bewerkingen in het geselecteerde soort zone.
    2. Verwijderen – verwijderen van het geselecteerde soort zone.
    3. Annuleren – Annuleren van het toevoegen of bewerken van het geselecteerde soort zone.
    4. document Image

    2

    Invoeren van de Naam van uw soort zone.

    3

    Invoeren indien nodig van eventuele Opmerkingen over het nieuwe soort zone.

    4

    Selecteren Bewaren.

    Het nieuwe soort zone wordt weergegeven op de pagina Zonetypes.

    Zones importeren

    Gebruik de pagina Zones importeren om een lijst met zones voor te bereiden die u met behulp van een CSV-bestand naar uw account kunt uploaden. Dit bespaart tijd wanneer u veel zones tegelijk wilt maken, in plaats van handmatig meerdere zones aan te maken. Als u naar de pagina Zones importeren wilt navigeren, gaat u naar Productiviteit > Zones > Zones importeren.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Voeg uw spreadsheet toe aan het veld voor slepen en neerzetten. De applicatie toont een totale telling voor de geïdentificeerde zones, evenals een telling voor geldige en ongeldige zones.

    Gebruik het vervolgkeuzemenu Opties om de instellingen voor uw nieuwe zones aan te passen, waaronder de volgende:

    1. Groepen – Selecteren van de groepen die u aan de zones wilt koppelen.
    2. Soorten – Selecteren van de zonetype gekoppeld aan de specifieke zones.
    3. Omvang – 250 meter voor metrisch of 250 yards voor de VS.
    4. Kleur – Selecteren van de kleuroptie voor de zones.
    5. Transparantie – Selecteren van de kleurtransparantie voor de zones.
    6. Zichtbaarheid – Kiezen of u de zones op de kaart wilt weergeven.
    7. Vorm – Selecteren tussen Vierkant of Cirkel voor de vorm van de zones.
    8. Aangeven van stops binnen zones aan – Selecteren of bedrijfsvoertuigen moeten worden weergegeven als een sterpictogram als ze zich in de zones bevinden.
    9. Einddatum – Selecteren van de vervaldatum voor de zone.

    Als u klaar bent, selecteert u Wijzigingen toepassen. Selecteer vervolgens het blauwe pictogram Geselecteerde zones importeren aan de rechterkant van de pagina om uw zones in de applicatie te importeren.

    Bijeenkomsten van Bestuurders

    Met het Bijeenkomsten van Bestuurders rapport kunnen beheerders zien waar en hoe lang hun bestuurders gedurende de dag samenkomen. Als u naar het rapport Bijeenkomsten van Bestuurders wilt navigeren, gaat u naar Productiviteit > Bijeenkomsten van Bestuurders.

    U kunt het volgende doen op de pagina Bijeenkomsten van Bestuurders:

    1. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in het rapport Bijeenkomsten van Bestuurders.
    2. Rapporten – Downloaden van het Standaard of Geavanceerde kopieën van het Bijeenkomsten van Bestuurders rapport.

    Het rapport van de Bijeenkomsten van Bestuurders. bekijken

    1

    Selecteer het vervolgkeuzemenu Opties.

    2

    Selecteer een Datumperiode of kies een Aangepaste datum.

    3

    Selecteer deze optie om het rapport per Voertuig of Bestuurder te bekijken.

    4

    Selecteer Ja om gearchiveerde (historische) gegevens op te nemen of Nee om deze uit te sluiten.

    5

    Selecteer in het vervolgkeuzemenu Voertuigen de gewenste bedrijfsvoertuigen.

    6

    Voer in het veld Afstand van elkaar de afstand in die nodig is om de bedrijfsvoertuigen of bestuurders te definiëren als bijeengekomen (in meters).

    7

    Voer in het veld Minimale overlappingstijd het aantal minuten in dat de bedrijfsvoertuigen of bestuurders bijeen zijn gekomen.

    8

    Voer in het veld Minimum aantal bijeenkomende voertuigen het minimum aantal in dat bijeen is gekomen. De standaardwaarde is 2.

    9

    Selecteer alle zonetypes die u wilt uitsluiten van uw zoekopdracht wanneer u op zoek bent naar bestuurders of bedrijfsvoertuigen die in een specifiek gebied bijeenkomen.

    ✱ LET OP: Alleen gedefinieerde zonetypes worden weergegeven.

    10

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    In het rapport wordt het volgende weergegeven:

    1. De datumperiode
    2. De tijdzone
    3. Het apparaat dat is gekoppeld aan het bedrijfsvoertuig of de bestuurder
    4. De Bestuurder
    5. De datum, tijd en duur van de bijeenkomst
    6. Aankomsttijd
    7. Vertrektijd
    8. Looptijd
    9. Plaats
    10. Soort Zone (indien vooraf gedefinieerd)

    Naleving

    HOS (alleen voor Noord-Amerika)

    Het bijhouden van de Diensturen (HOS) van bestuurders houdt in dat wordt gecontroleerd of ze zich aan de regels houden en ervoor zorgen dat ze niet overwerken. U kunt eenvoudig zien welke bestuurders vrij zijn voor planning en hoeveel tijd ze nog hebben voordat ze moeten rusten. Bovendien kunt u bestuurders in de gaten houden die mogelijk hun grenzen naderen en een vriendelijke herinnering nodig hebben om een pauze te nemen.

    De Wagenparkbeheer-applicatie ondersteunt de meeste huidige HOS-regelgevingen. Afhankelijk van waar u uw bedrijf exploiteert, selecteert u de regelset die van toepassing is op uw bestuurders.

    Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor de Rijd-app voor meer informatie over het bekijken en gebruiken van HOS-rapporten. Om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie, navigeert u naar Naleving > HOS.

    Tijdkaartrapport

    Het tijdkaartrapport biedt een eenvoudige manier om te zien hoe uw bestuurders hun tijd besteden terwijl ze aan het werk zijn. Om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie, navigeert u naar Naleving > HOS.

    Gebruik het tijdskaartrapport om het volgende te doen:

    1. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    2. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in het rapport Tijdkaartrapport.
    3. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Naam, Vertrektijd, Aankomsttijd of op Totale tijd.
    4. Rapporten – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van het tijdskaartrapport.

    In het rapport wordt het volgende weergegeven:

    1. Datum en tijd
    2. Totale tijd op het werk
    3. Rijtijd
    4. Stationair draaien tijd
    5. Doorgebrachte tijd bij Niet-klant en klant

    ✱ LET OP: De grafiek geeft aan welk percentage van de bestuurderstijd is besteed aan klantlocaties versus niet-klantlocaties. Als u de muisaanwijzer op de secties in de grafiek plaatst, worden voor elke sectie labels weergegeven met de bijbehorende duur en het bijbehorend percentage. Bedrijfsvoertuigen die geen klantlocaties bezoeken, zullen eenvoudigweg hun niet-klantduur vermeld krijgen in plaats van de grafiek.

    document Image

    Het Tijdkaartapport uitvoeren

    1

    Klik op Opties.

    2

    Selecteer een Datumperiode of kies een Aangepaste datum.

    3

    Selecteer deze optie om de werkuren weer te geven voor Alle bestuurders of bedrijfsvoertuigen in uw wagenpark, of filter specifiek op Voertuig.

    4

    Selecteer deze optie om het rapport per Voertuig of Bestuurder te bekijken.

    5

    Voer het Beginnen vanaf uur in, met vermelding van het tijdstip van de dag waarvoor u het rapport wilt uitvoeren.

    6

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    IFTA-Rapport (International Fuel Tax Agreement = Internationaal Brandstofbelastingakkoord)

    Met de functie IFTA-Rapport kunt u snel details te bekijken die relevant zijn voor IFTA-rapportage op één plek. Voer dit rapport elk kwartaal uit om te zien hoeveel uw wagenpark in elke staat, provincie of jurisdictie heeft gereden. Met behulp van de afgelegde afstand kunt u berekenen hoeveel belasting u verschuldigd bent.

    Het rapport vermeldt uw geselecteerde bedrijfsvoertuigen en hun bijbehorende bestuurders, evenals de in- en uitrijtijden en kilometertellerstanden voor elke bestuurder. Het zal ook de totale afstand tonen die is afgelegd door een specifiek bedrijfsvoertuig voor elke bestuurder.

    Gebruik het Rapport vervolgkeuzemenu om het rapport te downloaden. Navigeer om toegang te krijgen tot het IFTA-rapport vanuit het hoofdmenu naar Naleving > IFTA-rapport.

    Bekijken van uw IFTA-rapport

    1

    Navigeren vanuit het hoofdmenu naar Naleving > IFTA-rapport.

    2

    Selecteren in de vervolgkeuzelijst Opties de gewenste Datumperiode of zoek naar een Aangepast datumperiode.

    3

    Selecteren van de voertuigen die u in het rapport wilt opnemen in het vervolgkeuzemenu of gebruik Alles selecteren om alle bedrijfsvoertuigen in uw wagenpark toe te voegen.

    4

    Toevoegen of uitsluiten van gearchiveerde gegevens toe met behulp van de Gearchiveerde (historische) gegevens schakelaar.

    5

    Selecteren Wijzigingen toepassen.

    Handmatig kilometerstanden registreren

    Het IFTA-rapport is gebaseerd op de kilometertellerstandgeschiedenis van het bedrijfsvoertuig en in de meeste gevallen registreert uw telematica-apparaat automatisch uw kilometertellerstand.

    Voor sommige bedrijfsvoertuigen, is automatische registratie van de kilometerstand mogelijk niet beschikbaar omdat de fabrikant deze niet verstrekt of omdat deze niet wordt ondersteund. Als dit niet wordt ondersteund, kunt u de kilometerteller in uw account bijwerken door handmatig de huidige kilometerstand van uw bedrijfsmiddel in te voeren.

    Om uw kilometertellerstand handmatig vast te leggen, navigeert u naar Bedrijfsvoertuigen en selecteert u het gewenste bedrijfsmiddel in de lijst om de pagina Bedrijfsvoertuigen bewerken te openen. Voer de nieuwe kilometertellerwaarde in het veld Kilometerstand en selecteer Opslaan in het bovenste menu.

    De applicatie corrigeert met terugwerkende kracht gearchiveerde (historische) kilometerstanden op basis van de laatst ingevoerde stand (handmatig of automatisch geregistreerd). Deze meest recente stand wordt altijd verondersteld correct te zijn en overschrijft alle eerdere vermeldingen of correcties.

    Onjuist ingevoerde informatie kan leiden tot onnauwkeurige rapporten, zoals:

    1. Het onjuist kopiëren of invoeren van een kilometertellerstand kan negatieve gearchiveerde (historische) ritwaarden opleveren.
    2. Wanneer een firmware-update voor een telematica-apparaat geautomatiseerde kilometertellingvolging introduceert voor een bedrijfsvoertuig waarvan de kilometertellerstanden handmatig, maar onjuist zijn ingevoerd, kan dit een sprong in de stand veroorzaken.
    3. Als een telematica-apparaat van het ene middel naar het andere wordt verplaatst, maar het oude middel niet als "gearchiveerd (historisch)" is gemarkeerd, worden de kilometertellerstanden voor meerdere bedrijfsvoertuigen samengevoegd. Dit kan resulteren in plotselinge sprongen of negatieve trips in het verleden.
    4. Aanbevelingen:

    5. Controleer nogmaals uw handmatige kilometerstanden en -invoer.
    6. Wanneer u uw telematica-apparaat permanent overzet naar een nieuw bedrijfsvoertuig, zet u het vorige bedrijfsvoertuig op gearchiveerd (historisch) om uw locatiegegevens te behouden en maakt u vervolgens een nieuw bedrijfsmiddel aan.

    Tachograaf (alleen Europees)

    Gebruik de Tachograafoplossing als u in Europa actief bent of te maken heeft met zware bedrijfsvoertuigen van meer dan 3,5 ton. Onze Tachograafoplossing binnen de Wagenparkbeheer-applicatie zorgt ervoor dat u de regelgeving voldoende blijft naleven. Gebruik het gewoon om uw registraties moeiteloos te beheren.

    Met onze oplossing kunt u moeiteloos tachograaf- en bestuurderskaartbestanden op afstand ophalen, waardoor u tijd en geld bespaart. Analyseer real-time gegevens om naleving te garanderen en inbreuken op de regelgeving te voorkomen. Onze intuïtieve regelsets helpen uw wagenpark op koers te houden en stellen u in staat om bestuurders proactief op te leiden voor optimale naleving. Het is naleving gemakkelijk, kosteneffectief en tijdbesparend gemaakt. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Naleving > HOS.

    Veiligheid

    Risicoanalyse

    Gebruik de pagina Risico-analyse om veiligheidsrisico's te beheren, de prestaties van bedrijfsvoertuig te vergelijken met vergelijkbare bedrijfsvoertuig in andere wagenparken en beslissingen te nemen op basis van objectieve veiligheidsgegevens, zoals voorspellende botsingsrisico's. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het Veiligheidscentrum voor meer informatie over het gebruik van de Risico-analyse pagina.

    Risicobeheer

    Gebruik de pagina Risicobeheer om rapporten uit te voeren en het rijgedrag van bedrijfsvoertuigen, bestuurders en groepen te vergelijken.

    U kunt het volgende doen op de Risicobeheer pagina:

    1. Zoeken naam– De naam van een bedrijfsvoertuig invoeren om deze te vinden in de resultatentabel.
    2. Opties – Weergeven van de volgende weergaveopties:
      1. Datum Periode – Selecteren van de datumperiode waarvoor u gegevens wilt weergeven.
      2. Uitzonderingsregels – Selecteren van de uitzonderingssregels die u aan uw vergelijkingstabel wilt toevoegen. U kunt maximaal zes regels kiezen.
      3. Bekijken per – Kiezen om de resultaten per Voertuig of Bestuurder te bekijken.
      4. Rijen met nulafstand verbergen – Selecteren van Ja om bedrijfsvoertuigen die niet zijn verplaatst uit te sluiten tijdens het geselecteerde datumperiode.
      5. Rapport uitvoeren per – Selecteren om de resultaten uit te voeren op Individuele voertuigen of bestuurders of selecteren van specifieke groepen.
      6. Afgewezen gebeurtenissen opnemen – Selecteren van Ja om afgewezen gebeurtenissen op te nemen in het rapport.
    3. Downloaden – Selecteren een rapport om te downloaden op basis van de geselecteerde uitzonderingsregels.
    4. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.

    Voer de volgende ingebouwde rapporten uit en download deze op basis van de uitzonderingsregels die u wilt inschakelen:

    1. Geavanceerd risicobeheerrapport – Vergelijken van rijgedrag in termen van afstand, gemiddelde snelheid, stops, stationair draaien, ritten na sluitingstijd en meer.
    2. Rapport over het gebruik van een Bedrijfsvoertuig – Weergeven van de meest en minst gebruikte voertuigen weer op basis van gereden dagen, rijtijd en gereden afstand voor een opgegeven datumperiode.
    3. Basic Driver Score (vorige week) – Berekenen van gebeurtenissen en toekennen van strafpunten voor te hard rijden, stationair draaien of rijden na sluitingstijd.
    4. Standaard risicobeheerrapport – Vergelijken van rijgedrag in termen van afstand, gemiddelde snelheid, stationair draaien, ritten na sluitingstijd en meer.
    5. Veiligheidscorekaart voor de Bestuurder – Weergeven van bestuurders of voertuigen die moeten worden getraind op bepaald gedrag, met name agressief rijden, gebruik van veiligheidsgordels en te hard rijden.
    6. Wagenpark Afstands-trend – Tonen van de afstand die het wagenpark heeft afgelegd over een periode van een week. Gebruik het om statistieken zoals stationair draaien en brandstofverbruik te analyseren, of om nieuw rijbeleid te evalueren.
    7. Wagenparkgebruik – Weergeven van de afstand die het wagenpark heeft afgelegd. Gebruik het om te zien met welke voertuigen het verst wordt gereden tussen uw ingestelde tijdsbestekken.
    8. Overtredingen bij stationair draaien – Weergeven van de Duur van stationair draaien en het Percentage stationair draaien, waarbij wordt gekeken naar de relatie tussen de duur van stationair draaien en het totale aantal motoruren.
    9. Aantal Stops (gisteren) – Weergeven waar de bestuurders het grootste deel van hun tijd doorbrengen.
    10. Overtredingen van de veiligheidsgordel – Weergeven van een overzicht van gebeurtenissen met betrekking tot het niet dragen van een Veiligheidsgordel en het percentage Veiligheidsgordelgebruik, dat de verhouding bekijkt tussen de afstand afgelegd zonder het dragen van een veiligheidsgordel en de totale afstand afgelegd gedurende de datumperiode.
    11. Snelheidsovertredingen – Weergeven van snelheidsuitzonderingen en het snelheidspercentage.

    Logboekgegevens en botsingen

    Gebruiken van de Logboekgegevens en botsingen pagina om alle gegevens weer te geven die zijn geregistreerd door een of meer telematica-apparaten voor een bepaald bedrijfsvoertuig of bedrijfsvoertuigen.

    U kunt het volgende doen op de Logboekgegevens en botsingen pagina:

    1. Opties – Weergeven van de volgende weergaveopties:
      1. Datum Periode – Selecteren van de datumperiode waarvoor u gegevens wilt weergeven.
      2. Gearchiveerde (historische) gegevens opnemen – Inschakelen om historische gegevens te bekijken.
      3. Voertuigen – Selecteren van specifieke bedrijfsvoertuigen, of allemaal selecteren.
    1. Sorteren op – Selecteer om de gegevens in de tabel te sorteren op Voertuig en datum/tijd, Reden en datum/tijd of Soort registratie en datum/tijd.
    2. Rapport – Downloaden van Standaard of Geavanceerde Logboekgegevens en botsingen rapporten.

    Geregistreerde gegevens en botsingen bekijken

    Selecteer in het vervolgkeuzemenu Opties de gewenste opties. Vervolgens selecteren op Wijzigingen toepassen.

    De geregistreerde gegevens worden weergegeven als een lijst, gescheiden door het bedrijfsvoertuig. Elke rij onder de naam van het bedrijfsvoertuig kan het volgende weergeven:

    1. Geregistreerd op – geeft de datum en tijd aan waarop het logboek is gemaakt.
    2. Waarde van de vermelding – Absolute waarde van de vermelding die is geregistreerd.
    3. GPS Coördinaten – geeft de GPS-coördinaten van het bedrijfsvoertuig aan toen het logboek werd aangemaakt.
    4. Soort vermelding – De vermelding die is geregistreerd. Bijvoorbeeld: GPS, motorstatus, foutopsporing, MIME of andere. meer.
    5. Reden voor de vermelding – elk soort vermelding kan worden geregistreerd voor verschillende gebruiksscenario's. In dit veld wordt benadrukt waarom een bepaalde vermelding is geregistreerd.
    6. Tekenreeksweergave van binaire gegevens – De tekenreeksweergave van de gegevens die zijn gelogd. Alleen beschikbaar voor MIME-soort vermelding.

    Weergegeven op de kaart

    Selecteer het locatiepictogram naast elke registratie om naar de pagina Rittengeschiedenis te navigeren en de rit voor die registratie op de kaart te bekijken. Raadpleeg Bekijken Rittengeschiedenis rapport voor meer informatie.

    Snelheidsprofiel

    Gebruik de pagina Snelheidsprofiel om de snelheid te bekijken die een bedrijfsvoertuig in de loop van de tijd heeft afgelegd in vergelijking met de snelheidslimiet.

    U kunt het volgende doen op de pagina Snelheidsprofiel:

    1. Opties – Weergeven van de volgende weergaveopties:
      1. Datum Periode – Selecteren van de datumperiode waarvoor u gegevens wilt weergeven.
      2. Gearchiveerde (historische) gegevens opnemen – Inschakelen om historische gegevens te bekijken.
      3. Voertuigen – Selecteren van een specifiek bedrijfsvoertuig.
      4. Provider van snelheid op de weg – kiezen tussen Commercieel en Gemeenschap, of Alles selecteren.
      5. Snelheidslimiet voor vrachtwagens tonen – Inschakelen van deze optie om de lijn voor snelheidslimieten voor vrachtwagens in de grafiek te zien.
    1. Ritten bekijken – Selecteren om naar de pagina Rittengeschiedenis te gaan en de ritten voor het geselecteerde apparaat en de geselecteerde periode te bekijken. Raadpleeg Bekijken Rittengeschiedenis rapport voor meer informatie.

    De grafiek van het snelheidsprofiel bekijken

    Selecteer in het vervolgkeuzemenu Opties de gewenste opties. Vervolgens selecteren op Wijzigingen toepassen.

    Het snelheidsprofiel voor het bedrijfsvoertuig wordt weergegeven als een grafiek. De blauwe lijn van de grafiek toont de snelheid van het bedrijfsvoertuig; de rode lijn toont de bekende snelheidslimiet voor het gebied; en de gele lijn toont een geschatte snelheidslimiet bij afwezigheid van een bekende snelheidslimiet.

    Beweeg uw muis over de grafiek om snelheidsinformatie voor elk specifiek segment te bekijken.

    Onderhoud

    Bedrijfsvoertuig inspectie

    Inspecties van bedrijfsvoertuigen zijn van vitaal belang voor veiligheid, efficiëntie en naleving. Ze helpen ervoor te zorgen dat uw bedrijfsmiddelen veilig te gebruiken zijn, de gezondheid te waarborgen en dure reparaties te voorkomen. Door problemen in een vroeg stadium te signaleren, besparen inspecties op de lange termijn ook tijd en geld. Bovendien verzekeren ze dat bedrijven voldoen aan de wettelijke normen, waardoor boetes en juridische problemen worden voorkomen.

    Op de Bedrijfsvoertuig inspectie pagina worden alle voltooide inspectierapporten van bedrijfsvoertuigen vermeld. Navigeer om toegang te krijgen tot deze bedrijfsvoertuig Inspecties in de Wagenparkbeheer-applicatie, navigeert u naar Onderhoud > Bedrijfsvoertuig inspectie. Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor de Rijd-app voor meer informatie over inspecties van bedrijfsvoertuigen, inclusief het werken met aangepaste defectenlijsten.

    Diagnostische gegevens

    Gebruik Diagnostische gegevens om problemen met uw bedrijfsvoertuig op te lossen. Als u weet welk deel van uw bedrijfsvoertuig het probleem veroorzaakt, kunt u dit aanpakken. Stel een diagnose met betrekking tot het probleem, analyseer wanneer het zich heeft voorgedaan en vind een oplossing die het beste bij uw behoeften past. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Onderhoud > Diagnostische gegevens.

    Storingen

    Gebruik de pagina Storingen om eventuele fouten weer te geven die zijn gedetecteerd door het telematica-apparaat of de motor in een bepaald bedrijfsvoertuig voor de datumperiode dat u selecteert. Als er iets misgaat met een specifiek onderdeel van uw bedrijfsvoertuig, legt het telematica-apparaat of de telematica-motor dit gegevens vast en rapporteert dit als een Storing. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Onderhoud > Diagnostische gegevens > Storingen.

    U kunt het volgende doen op de pagina Storingen:

    1. Filteren – Weergeven van de volgende weergaveopties:
      1. Datum Periode – Selecteren van de datumperiode waarvoor u gegevens wilt weergeven.
      2. Gearchiveerde (historische) gegevens opnemen – Inschakelen om historische gegevens te bekijken.
      3. Voertuigen – Selecteren van specifieke bedrijfsvoertuigen of allemaal selecteren.
      4. Diagnostische gegevens – Selecteren de storingen die u wilt bekijken.
      5. Bron – Selecteren waar de storingsgegevens worden verzameld, de Motor, het Telematica-apparaat of Alle bronnen.
      6. Protocol – Selecteren van het communicatieprotocol op het Controller Area Network (CAN) van het bedrijfsvoertuig.
      7. ✱ LET OP: Filteren op het Protocol helpt de tijd die nodig is om gegevens te verzamelen te verkorten.

      8. Afgewezen storingen tonen – Inschakelen om afgewezen storingen te bekijken.
    2. Sorteren op – Selecteren om de gegevens die in de tabel worden weergegeven te sorteren op Foutcode, Beschrijving, Geregistreerde tijden, Bron of Ernst.
    3. ✱ LET OP: Hiermee worden gegevens alleen gesorteerd op bedrijfsmiddel.

    4. Rapport – Download van het de rapporten van Overzicht, Details of Actieve motorstoringen.
    5. Storingen negeren – Selecteren een storing in de tabel en vervolgens Fouten negeren die u wilt verwijderen, selecteren.
    6. ! BELANGRIJK: Als u storingen afwijst, worden de fouten niet bij het bedrijfsvoertuig verholpen, maar worden alleen de fouten uit de tabel verwijderd.

    7. Kolommen – Kolommen tonen of verbergen in de tabel

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Storingen bekijken

    Selecteer in het vervolgkeuzemenu Filteren de gewenste opties. Selecteer vervolgens op Wijzigingen toepassen.

    In de tabel Storingen wordt het volgende weergegeven:

    1. Foutcode – Geeft de code aan die is gekoppeld aan de opgegeven storing.
    2. ✱ LET OP: Elke elektronische regeleenheid (ECU) heeft zijn eigen foutcode.

    3. Beschrijving – Beschrijft de storing.
    4. Huidige status – Geeft de huidige status van de storing aan. Klik op de rij om alle statussen te bekijken. Actieve storingen zijn aanhoudende storingen die worden weergegeven, terwijl In behandeling zijnde storingen geen uitsluitsel geven.
    5. Geregistreerde tijden – Geeft het aantal keren aan dat de storing is vastgelegd. Klik op de geregistreerde tijden om elke keer te bekijken wanneer de status is bijgewerkt.
    6. Bron – Geeft de bron van de storing aan.
    7. ✱ LET OP: Dit komt van de motor of het telematica-apparaat.

    8. Protocol – Geeft het protocol van de storing aan.
    9. Geavanceerde details – geeft de berichten weer die afkomstig zijn van de bron.
    10. Selectie – Hiermee kunt u specifieke storingen selecteren.
    11. Ernst – Geeft aan of er actie moet worden ondernomen voor de storing.
    12. Controller – Geeft aan van welke Controller de gegevens afkomstig zijn.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Metingen

    Gebruik de pagina Metingen om de directe signalen te bekijken die beschikbaar zijn van een bepaald bedrijfsvoertuig, evenals belangrijke grafische informatie over de gebeurtenissen. Bekijk metingen om de onbewerkte gegevens te analyseren van alle signalen die het telematica-apparaat vastlegt. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Onderhoud > Diagnostische gegevens > Metingen.

    U kunt het volgende doen op de pagina Metingen:

    1. Opties – Weergeven van de volgende weergaveopties:
      1. Datum Periode – Selecteren van de datumperiode waarvoor u gegevens wilt weergeven.
      2. Gearchiveerde (historische) gegevens opnemen – Inschakelen om historische gegevens te bekijken.
      3. Voertuigen – Selecteren van specifieke bedrijfsvoertuigen of allemaal selecteren.
      4. Diagnostische gegevens – Selecteren de storingen die u wilt bekijken.
    2. Groeperen op – Sorteren van de signaallijst op Diagnostisch gegevens of Datum.
    3. ✱ LET OP: Hiermee worden gegevens alleen gesorteerd op bedrijfsmiddel.

    4. Rapport – Downloaden van de standaard- of geavanceerde rapporten.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Metingen bekijken

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Onderhoud > Diagnostische gegevens > Metingen.

    2

    Selecteer in het vervolgkeuzemenu Opties de gewenste filters. Vervolgens selecteren op Wijzigingen toepassen.

    De gefilterde signaalmetingen worden weergegeven als een lijst.

    document Image

    3

    Selecteer een signaal uit de lijst om alle instanties van die meting te bekijken, inclusief de datum en tijd waarop ze zijn geregistreerd.

    document Image

    4

    Selecteer de vonklijn grafiek om te bekijken.

    De pagina Motorgegevensprofiel toont een visuele representatie van de signaalgegevens via een grafiek en tabel.

    document Image

    ! BELANGRIJK: Het selecteren van meerdere diagnostische typen uit het Opties dialoogvenster op de pagina Motorgegevensprofiel zal alle geselecteerde metingen overlappen op de grafiek.

    Herinneringen

    Stel Onderhoudsherinneringen in voor wanneer uw onderhoud voor uw bedrijfsvoertuigen moet worden uitgevoerd. U kunt zich richten op specifieke bedrijfsvoertuigen of groepen bedrijfsvoertuigen om te worden herinnerd aan onderhoud, rekening houdend met de afgelegde afstand, de gebruikte motoruren of het aantal verstreken dagen. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Onderhoud > Herinneringen.

    Onderhoudsvermeldingen

    Gebruik Onderhoudsvermeldingen om een geschiedenis te vinden van al het geregistreerde onderhoud dat is uitgevoerd op de pagina Vermeldingen, waar u op elk gewenst moment jaren een vermelding kunt terughalen, rapporten over totale onderhoudskosten kunt aanmaken of zelfs oude records kunt bewerken met bijgewerkte bonnen of nieuwe documentatie. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Onderhoud > Onderhoudsvermeldingen.

    Aankomend onderhoud

    Gebruik Aankomend onderhoud om een geschiedenis te vinden van al het geregistreerde onderhoud dat is uitgevoerd op de pagina Aankomend onderhoud. Groepeer het benodigde onderhoud op Bedrijfsvoertuig, Soort Onderhoud of Soort Herinnering, om snel te zien wat u als eerste moet aanpakken voor onderhoud. Registreer onderhoudsvermeldingen waarin u onderhoudskosten, documentatiebonnen en foto's van het onderhoud kunt opslaan. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie naar Onderhoud > Aankomend onderhoud.

    Duurzaamheid

    Duurzaamheidscentrum

    Gebruik het Duurzaamheidscentrum om duurzaamheidstrends voor hele wagenparken of groepen te bekijken. Neem beslissingen op basis van objectieve energie- en brandstofgegevens om zo de impact op het milieu te beperken. Raadpleeg voor meer informatie de Gebruikersgids Duurzaamheidscentrum.

    Brandstof- en EV-energieverbruik

    Gebruik het Brandstof- en EV-energieverbruik om te begrijpen hoe de algehele energie- en rij-efficiëntie van uw wagenpark in de loop van de tijd verandert, en ontdek welke bedrijfsvoertuigen het best en het slechtst presteren, afhankelijk van hoe ze energie gebruiken. U kunt details bekijken over zowel het brandstofverbruik (L/100 km) als het energieverbruik (kWh/100 km). Dit ondersteunt conventionele en elektrische voertuigen (EV's), waardoor wagenparken zowel het brandstof- als het elektriciteitsverbruik kunnen vergelijken in één gemakkelijk te lezen rapport. Navigeer om toegang te krijgen tot dit rapport, vanuit het hoofdmenu naar Duurzaamheid > Brandstof- en EV-energieverbruik.

    U kunt het volgende doen op de Brandstof- en EV-energieverbruik pagina:

    1. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    2. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in de tabel Brandstof- en EV-energieverbruik.
    3. Sorteren op – Organiseer uw resultaten op nuttige manieren, op Bedrijfsvoertuig, Periode, or Brandstofverbruik/Elektrisch energieverbruik.
    4. ✱ LET OP: Sorteren op Brandstofverbruik/Elektrisch energieverbruik stelt u in staat om uw meest efficiënte bedrijfsvoertuigen te bekijken.

    5. Tankbeurten – Navigeert naar het Tankbeurten rapport.
    6. EV-opladen – Navigeert naar het EV-opladen rapport.
    7. ✱ LET OP: Om EV-laden op te nemen, hebt u de Bekijken tankbeurten, EV-laden en brandstoftransacties inklaring nodig.

    8. Downloaden – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van het brandstof- en Ev-energieverbruik rapport.
    9. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.

    De tabel Brandstof- en EV-energieverbruik geeft het volgende weer:

    1. Apparaat – Geeft het bedrijfsvoertuig aan.
    2. Brandstof- en EV- energieverbruik – Geeft het rendement aan door de hoeveelheid verbruikte energie om te rekenen in L/km.
    3. ✱ LET OP: Plug-in hybride bedrijfsvoertuigen geven zowel Verbruikte brandstof als Verbruikte energie weer en beide waarden worden gecombineerd om de efficiëntie te bepalen. Gebruik deze waarden om te bepalen of uw bestuurders meer brandstof of energie verbruiken en waarom.

    4. Verbruikte brandstof – Geeft de hoeveelheid verbruikte brandstof aan.
    5. ✱ LET OP: Plug-in hybride bedrijfsvoertuigen geven zowel Verbruikte brandstof als Verbruikte energie weer.

    6. Verbruikte energie – Geeft de hoeveelheid verbruikte energie aan.
    7. ✱ LET OP: Plug-in hybride bedrijfsvoertuigen geven zowel Verbruikte brandstof als Verbruikte energie weer.

    8. Datum – Geeft de datumperiode voor de zoekopdracht aan.
    9. ✱ LET OP: U hebt de mogelijkheid om ook gegevens per subperiode te bekijken.

    10. Afstand – Geeft de totale gereden afstand aan.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Het rapport Brandstof- en EV-energieverbruik uitvoeren

    1

    Navigeer om toegang te krijgen vanuit het hoofdmenu naar Duurzaamheid > Brandstof- en EV-energieverbruik.

    2

    Selecteer onder Opties een Datumperiode.

    3

    Schakel onder Schakel onder Weergaveopties in of u gearchiveerde (historische) gegevens wilt opnemen.

    4

    Selecteer de gewenste Bedrijfsvoertuigen.

    5

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    Het rapport Tankbeurten bekijken

    Het rapport Tankbeurten verzamelt de geschiedenis van alle stops bij een tankstation waar u uw brandstofniveau hebt verhoogd. Elke keer dat brandstof aan het bedrijfsvoertuig wordt toegevoegd, vindt er een tankgebeurtenis plaats. Gebruik dit om eventuele uitzonderingen en potentiële kostenbesparingsmogelijkheden te ontdekken. U kunt het volgende doen op de pagina Tankbeurten:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald bedrijfsvoertuig.
    2. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    3. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in de tabel Tankbeurten.
    4. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Voertuig, Bestuurder of Datum.
    5. Brandstof- en EV-energieverbruik – Ga terug naar de pagina Brandstof- en EV-energieverbruik.
    6. Rapporten – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van het rapport Tankbeurten.
    7. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.

    De tabel Tankbeurten geeft weer:

    1. Datum – Geeft het bedrijfsvoertuig aan samen met de datum van de tankbeurten.
    2. Adres – Geeft het adres van de tankbeurten aan.
    3. Apparaat – Geeft het apparaat aan dat aan het bedrijfsvoertuig is gekoppeld.
    4. Bestuurder – Geeft de bestuurder van het bedrijfsvoertuig aan.
    5. Brandstofverbruik – Geeft de brandstof aan die is verbruikt vanaf de vorige tankbeurt tot de meest recente tankbeurt.
    6. Toegevoegd volume – Geeft aan hoeveel brandstof er is toegevoegd tijdens het tanken.
    7. Kilometerteller – Geeft de kilometerstand aan tijdens het tanken.
    8. Kosten – Geeft de kosten van de tankbeurten aan.
    9. Soort product –Geeft de brandstofkwaliteit of het soort brandstof aan, zoals benzine of diesel. Dit wordt alleen ingevuld als er een overeenkomende brandstoftransactie is en de transactievermelding een soort product bevat.

    Voer het volgende uit om het rapport Tankbeurten te voltooien:

    1

    Voltooi de stappen van het Het brandstof- en EV-energieverbruik uitvoeren rapport gedeelte.

    2

    Klik op de knop Tankbeurten.

    3

    Werk de filteropties bij door het vervolgkeuzemenu Opties te selecteren en de datumperiode bij te werken.

    4

    Selecteer Ja om gearchiveerde (historische) gegevens onder Weergave opties op te nemen of Nee om deze uit te sluiten.

    5

    Selecteer de gewenste bedrijfsvoertuigen.

    6

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    Klik in de tabel op de knop Grafiek om de grafiek met tankbeurten te bekijken voor de geselecteerde periode. Klik op de knop Locatie in elke rij om de rit te bekijken.

    Als u een rij in het rapport tankbeurten selecteert, worden de details van die specifieke tankgebeurtenis getoond. Indien beschikbaar wordt ook een overeenkomende brandstoftransactie getoond.

    document Image

    Tankbeurtvalidatie

    Gegevens van het telematica-apparaat worden gebruikt om geïmporteerde brandstoftransacties te valideren. Een tankbeurtrij die niet aan de validatiecriteria voldoet, toont een geel waarschuwingspictogram. Door de muis boven het pictogram te houden, wordt de reden weergegeven waarom het apparaat de tankbeurt heeft gemarkeerd.

    Op de pagina met details van de Tankbeurt worden rijen die in het geel zijn gemarkeerd weergegeven wanneer de brandstoftransactie niet gevalideerd kan worden tegen de gegevens.

    Raadpleeg om te begrijpen hoe brandstofrapportage werkt, inclusief de functies en beperkingen de Veelgestelde Vragen over Brandstofverbruik en Tankbeurten.

    Status van de EV-Accu

    Gebruik het rapport Status van de EV-Accu om achteruitgang van de accu in de loop van de tijd van elektrische voertuigen te begrijpen. Als u zich realiseert dat u niet de actieradius uit uw EV haalt die u dacht dat u zou krijgen, gebruik dan dit rapport om te controleren of de achteruitgang van de accu een bijdragende factor is. Dit helpt u bij het bedenken en plannen van handelingen aan het einde van de levensduur; als de achteruitgang versnelt, kunt u overwegen de accu te recyclen of het bedrijfsvoertuig weg te doen. Gebruik dit om bedrijfsvoertuigen te vergelijken met soortgelijke merken, modellen en jaren om meer inzicht te krijgen in de status van de accu van specifieke bedrijfsvoertuigen.

    Dit rapport belicht de bruikbare accucapaciteit van uw EV en hoe die zich verhoudt tot toen het bedrijfsvoertuig nieuw was. Navigeer om toegang te krijgen tot dit rapport, vanuit het hoofdmenu naar Duurzaamheid > EV-Accu Status.

    ! BELANGRIJK: De nominale accucapaciteit in de specificaties van de fabrikant is niet hetzelfde als de bruikbare accucapaciteit.

    U kunt het volgende doen op de EV-Accu Status pagina:

    1. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    2. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in de tabel EV-Accu Status.
    3. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Voertuig, Detectiedatum.
    4. Rapport – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van het EV-Accu Status rapport.
    5. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.
    6. De tabel EV-Accu Status geeft weer:

      1. Bedrijfsvoertuig – Geeft het bedrijfsvoertuig aan.
      2. Merk, model, jaar – Geeft het merk, model en jaar van het bedrijfsvoertuig aan.
      3. Detectiedatum – Geeft de detectiedatum van de EV-Accu Status aan.
      4. Kilometerteller op detectiedatum – Geeft de kilometerstand op de detectiedatum aan.
      5. Bruikbare gedetecteerde capaciteit – Geeft de bruikbare batterijcapaciteit aan die is gedetecteerd tijdens een volledige lading. Gebruik deze kolom om de achteruitgang van de accu in de loop van de tijd te vergelijken.
      6. ✱ LET OP: Dit getal wordt bepaald door historische laad- en rijgegevens.

      7. EV-Accu Status – Geeft het percentage aan waarmee u werkt in vergelijking met de oorspronkelijke accucapaciteit. Gebruik dit getal en de actieradius die nodig is voor uw wagenpark om te bepalen hoe nuttig het bedrijfsvoertuig voor u is.
      8. Bruikbare oorspronkelijke capaciteit – Geeft de oorspronkelijke batterijcapaciteit aan zoals die was toen het bedrijfsvoertuig nieuw was.

      ✱ LET OP: Dit wordt bepaald met behulp van crowdsourced gegevens op basis van het merk, het model en het jaar van het bedrijfsvoertuig.

      document Image

      Het rapport EV-Accu Status uitvoeren

      1

      Navigeer om toegang te krijgen tot dit rapport, vanuit het hoofdmenu naar Duurzaamheid > EV-Accu Status.

      2

      Selecteer onder Opties een Datumperiode.

      3

      Selecteer onder Weergeven Opties uw gewenste Bedrijfsvoertuigen.

      4

      Klik op Wijzigingen toepassen.

      EV Opladen

      Gebruik het EV-laadrapport om inzicht te krijgen in de geschiedenis van alle laadgebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens de geselecteerde Datumperiode. Dit rapport geeft meer inzicht in wanneer bedrijfsmiddelen moesten worden opgeladen, waar bedrijfsmiddelen werden gestopt en hoeveel energie er werd toegevoegd voor die laadsessie - gebruik deze informatie om eventuele mogelijkheden voor kostenbesparingen te ontdekken. Navigeer om toegang te krijgen tot dit rapport, vanuit het hoofdmenu naar Duurzaamheid > EV-laadrapport.

      U kunt het volgende doen op de EV-Laadpagina:

    7. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    8. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in de tabel EV Laden.
    9. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Voertuig of Zone.
    10. Brandstof- en EV-energieverbruik – Ga terug naar de pagina Brandstof- en EV-energieverbruik.
    11. Rapport – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van het EV-Accu Status rapport.
    12. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.

    In de tabel EV-Laden wordt het volgende weergegeven:

    1. Zones – Geeft aan in welke zones uw bedrijfsvoertuig voornamelijk wordt opgeladen. Gebruik deze informatie om te zien hoeveel energie er bij elke zone is toegevoegd.
    2. Oplaadduur – Geeft de hoeveelheid tijd aan die nodig is om op te laden.
    3. Acculading % – Geeft het bereik aan dat de accu heeft opgeladen.
    4. Opladen van begin tot eind – Geeft de datum en tijd aan waarop de accu voor het eerst is opgeladen tot het moment waarop het opladen is gestopt.
    5. Elektrische energie toegevoegd – Geeft de hoeveelheid elektrische energie aan die tijdens de oplaadperiode aan de batterij is toegevoegd.
    6. Apparaat – Geeft het apparaat aan dat aan het bedrijfsvoertuig is gekoppeld.
    7. Kilometerteller – Geeft de kilometerstand aan tijdens het opladen.

    document Image

    Het rapport EV-Laadrapport uitvoeren

    1

    Navigeer om toegang te krijgen tot dit rapport, vanuit het hoofdmenu naar Duurzaamheid > EV Opladen.

    2

    Selecteer onder Opties een Datumperiode.

    3

    Schakel onder Schakel onder Weergaveopties in of u gearchiveerde (historische) gegevens wilt opnemen.

    4

    Selecteer de gewenste Voertuigen.

    5

    Selecteer de gewenste Zones en soort zone.

    6

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    Klik in de tabel op de knop Grafiek om de grafiek met tankbeurten te bekijken voor de geselecteerde periode. Klik op de knop Locatie in elke rij om de rit te bekijken.

    ✱ LET OP: Raadpleeg voor informatie over EV opladen en firmwarecompatibiliteit de EV-rapportage- en Gebruikershandleiding Monitoren.

    Bereikscapaciteit van uw elektrische voertuigen

    Gebruik het rapport over de Bereikscapaciteit van uw elektrische voertuigen om het volledige bereik te bekijken dat uw elektrische voertuigen kunnen afleggen op een volle lading. Dit is gebaseerd op recente reële omstandigheden zoals historisch energieverbruik, afgelegde afstand en gedetecteerde accucapaciteit. Gebruik deze gegevens om te bepalen of uw voertuig de benodigde routes kan voltooien.

    ✱ LET OP: Er zijn veel factoren die de gedetecteerde reikwijdtecapaciteit van uw bedrijfsvoertuig kunnen beïnvloeden, zoals de weersomstandigheden en rijstijlen.

    Navigeer om toegang te krijgen tot dit rapport, vanuit het hoofdmenu naar Duurzaamheid > Bereikscapaciteit van uw elektrische voertuigen.

    U kunt het volgende doen op de pagina Bedrijfsvoertuigen:

    1. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    2. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in de tabel Bereikscapaciteit van uw elektrische voertuigen.
    3. Rapport – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van het Bereikscapaciteit van uw elektrische voertuigen rapport.

    In de tabel EV-Laden wordt het volgende weergegeven:

    1. Datum – Geeft de geselecteerde Datumperiode aan.
    2. Tijdzone – Geeft de tijdzone voor de bedrijfsvoertuigen aan.
    3. Bereikscapaciteitseenheid – Geeft de meeteenheid voor het bereik aan.
    4. Eenheid elektrische energieverbruik – Geeft de meeteenheid voor het elektrische energieverbruik aan.
    5. Gedetecteerde bruikbare batterijcapaciteitseenheid – Geeft de meeteenheid voor de gedetecteerde bruikbare batterijcapaciteit aan.
    6. Bedrijfsvoertuig – Geeft het bedrijfsvoertuig aan.
    7. Groep – Geeft alle groepen aan die aan het bedrijfsvoertuig zijn gekoppeld aan.
    8. Merk – Geeft merk van het bedrijfsvoertuig aan.
    9. Model – Geeft het model van het bedrijfsvoertuig aan.
    10. Jaar – Geeft het jaar van het bedrijfsvoertuig aan.
    11. Detectiedatum – Geeft de detectiedatum voor de bereikscapaciteit aan.
    12. Gedetecteerde bereikscapaciteit – Geeft het bedrijfsvoertuig aan.
    13. Gedetecteerd elektrische energieverbruik– Geeft het elektrische energieverbruik (rij-efficiëntie) van het bedrijfsvoertuig aan.
    14. Gedetecteerde bruikbare batterijcapaciteit – Geeft de bruikbare batterijcapaciteit van het bedrijfsvoertuig aan.

    Het rapport over de Bereikscapaciteit van uw elektrische voertuigenrapport uitvoeren

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Duurzaamheid > Bereikscapaciteit van uw elektrische voertuig.

    2

    Selecteer onder Opties een Datumperiode.

    3

    Selecteer onder Weergeven Opties uw gewenste Bedrijfsvoertuigen.

    4

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    EV-laadbewaking

    Gebruik EV-laadbewaking om ervoor te zorgen dat elektrische voertuigen opgeladen en klaar zijn voor hun volgende taak. U kunt oplaadproblemen identificeren en oplossen, zoals een defecte stekker, een fout van de bestuurder, een defect voertuig, een defect laadstation, een planningsprobleem met de software van het laadstation of elk ander probleem waardoor een voertuig niet kan worden opgeladen. Via deze pagina kunt u ook zien welke voertuigen nu klaar zijn en welke later klaar zullen zijn, zodat uw personeel weloverwogen beslissingen kan nemen; ook kunt u een wachtrij van voertuigen beheren die wachten om te worden opgeladen.

    U kunt het volgende doen op de EV-laadbewaking pagina:

    1. Zoek naam, chassisnummer of serienummer – zoek naar een bepaald bedrijfsvoertuig.
    2. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    3. Soort bedrijfsvoertuig... – Filter gegevens die in de tabel worden weergegeven door ingebouwde (Container, Uitrusting, Aanhangwagen, Voertuig) of aangepaste soorten bedrijfsvoertuig.
    4. Alle filters – Open geavanceerde filters, inclusief specifieke oplaadstatussen, oplaadstatuswaarden of vermogenswaarden.
    5. Overzichtskaarten

      Gebruik de overzichtskaarten om snel bedrijfsvoertuigen te bekijken die verschillende oplaadstatussen hebben.

      document Image

      Selecteer een kaart om de tabel te filteren. Afhankelijk van de situatie van uw bedrijfsvoertuigen ziet u mogelijk de volgende kaarten:

      1. Uitzonderingen van de EV-oplaadregel – Voertuigen die de afgelopen 24 uur een EV-oplaadregel hebben overtreden. Om deze informatie te bekijken, moet u één of meer EV-oplaad regels inschakelen:
        1. EV lage acculading
        2. EV klaar met laden
        3. EV komt laadzone binnen met lage acculading
        4. EV verlaat laadzone met lage acculading
        5. EV gestopt op laadzone en wordt niet opgeladen
      2. Volledige acculading – Voertuigen met een laadstatus van tenminste 90%.
      3. Lage acculading – Voertuigen met een laadstatus van 30% of minder.
      4. Wordt opgeladen – Voertuigen die op dit moment worden opgeladen.
      5. Wordt niet opgeladen – Voertuigen die op dit moment niet worden opgeladen.

      Tabel EV-laadbewaking

      In de tabel EV-laadbewaking wordt het volgende weergegeven:

      1. Assetnaam – Geeft de naam van het bedrijfsvoertuig aan.
      2. Oplaadstatus – Geeft aan of het voertuig op dit moment wordt opgeladen.
      3. Uitzonderingen van EV opladen – Een lijst met uitzonderingen op de regels voor het opladen van EV's van de afgelopen 24 uur. Klik op de uitzonderingsteller om de details van de uitzonderingen te bekijken.
      4. Laadniveau – Geeft het oplaadniveau van de batterij aan (%)
      5. Oplaadvermogen – Geeft het vermogen aan dat naar de batterij gaat (kW)
      6. Tijdstip klaar – Geeft de datum/tijd aan waarop we schatten dat de laadstatus van de batterij 90% zal bereiken.

      ✱ OPMERKING: Het kan zijn dat "Tijdstip klaar" niet voor alle voertuigen beschikbaar is. De „tijdstip klaar” is afhankelijk van:

    6. De oplaadstatus (het voertuig moet aan het opladen zijn)
    7. Het oplaadvermogen (het voertuig moet positieve voeding naar de accu hebben)
    8. De batterijcapaciteit (het voertuig moet voldoende historische rij-/laadgegevens hebben om een schatting te kunnen maken van de batterijcapaciteit)
    9. De veiligheidsmachtiging voor „Tijd tot volledig opgeladen” (de veiligheidsmachtiging van de gebruiker moet toegang bieden tot de API „Tijd tot volledig opgeladen”)
  • Locatie – Huidige locatie van het EV.
  • ✱ OPMERKING: Klik op het tandwielpictogram om kolommen in de tabel te tonen of te verbergen.

    Mensen

    Gebruikers en Bestuurders

    Gebruik de pagina Gebruikers en Bestuurders om nieuwe gebruikers toe te voegen aan en te beheren voor de Wagenparkbeheer-applicatie. Gebruik deze functie om gebruikers toe te voegen, instellingen te beheren en gebruikerspersonages bij te werken. Als beheerder kunt u via deze pagina instellingen voor gebruikers wijzigen en beveiligingsmachtigingen aanpassen. Navigeer naar de functie Gebruikers en Bestuurders vanuit de Wagenparkbeheer-applicatie in het hoofdmenu naar Applicatiemenu > Mensen > Gebruikers en Bestuurders.

    U kunt het volgende doen op de pagina Gebruikers en Bestuurders:

    1. Zoeken naar een gebruiker – Zoeken naar een bepaald particuliere gebruiker of bestuurder.
    2. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    3. Filteren – Filteren van gegevens die in de tabel worden weergegeven op basis van gebruikers, machtigingen, regelsets of soorten authenticatie.
    4. Sorteren op: Naam – Sorteren van de zones die op de pagina worden weergegeven op Naam, alfabetisch.
    5. Geselecteerde bedrijfsvoertuigen bewerken – Bewerken van bedrijfsvoertuigen die zijn geselecteerd in de tabel.
    6. ✱ LET OP: Deze knop wordt weergegeven wanneer Selecteren zichtbaar, Selecteer individueel of Alles selecteren is gekozen in het menu Meerdere selectie.

    7. Downloaden – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van de tabel Gebruikers en Bestuurders.
    8. + Gebruikers – Toevoegen van een nieuwe gebruiker of bestuurder.
    9. Meervoudig selectiemenu – Selecteren van zichtbare, individuele, alle of geen gebruikers in de tabel.
    10. Kolommen – kolommen weergeven of verbergen in de tabel.

    De Gebruiker en Bestuurders tabel geeft weer:

    1. Naam – Geeft de naam van het bedrijfsvoertuig aan.
    2. E-mailadres – Geeft het e-mailadres van de gebruiker of bestuurder aan.
    3. Soort Gebruiker – geeft het soort gebruiker aan.
    4. Veiligheidsmachtiging – Geeft de toegang aan die een gebruiker heeft tot functies in de applicatie
    5. Laatste inlogdatum – Geeft de laatste inlogdatum aan voor de gebruiker of bestuurder (in dagen).
    6. Bestuurdersleutels – Geeft aan of de bestuurderssleutels gebruikt.
    7. Actief vanaf – Geeft aan wanneer de gebruiker of bestuurder in het systeem is aangemaakt.
    8. Opmerking – Geeft eventuele opmerkingen voor de gebruiker of bestuurder aan.
    9. Werknemersnummer – Geeft het werknemersnummer van de gebruiker of bestuurder aan.
    10. Telefoonnummer – Geeft het telefoonnummer van de gebruiker of bestuurder aan.

    Gebruikers en Bestuurders toevoegen

    Pas verschillende instellingen aan voor individuele gebruikers op de pagina Gebruikers toevoegen. Navigeer in het hoofdmenu naar Personen > Gebruikers en Bestuurders. Klik op de knop + Gebruiker.

    Gebruiker

    Voer op de pagina Gebruiker toevoegen op het tabblad Gebruiker de volgende informatie in onder de Gebruikersinformatie en Authenticatie en Beveiliging gedeelten:

    1. Gebruiker (e-mail) – Voeg een geldig e-mailadres toe.
    2. ✱ LET OP: Ten minste vier tekens zijn vereist voor ELD(=elektrisch logboekapparaat)-gebruikers in Canada en de VS.

    3. Voornaam – Voeg de voornaam toe.
    4. ✱ LET OP: Voor ELD bestuurders en ondersteuningmedewerkers, de eerste naam moet overeenkomen met de overheidsidentificatie.

    5. Achternaam – Voeg achternaam toe.
    6. ✱ LET OP: Voor ELD bestuurders en ondersteuningmedewerkers, de eerste naam moet overeenkomen met de overheidsidentificatie.

    7. Aanduiding – Geeft de gebruikerspersonage aan die aan de gebruiker is gekoppeld.
    8. Medewerkersnummer – Voeg het medewerkersnummer toe.
    9. Telefoonnummer – Geeft het telefoonnummer van de gebruiker of bestuurder aan.
    10. Groep – Voeg alle groepen toe die aan de gebruiker of bestuurder zijn gekoppeld. Raadpleeg voor meer informatie het Groepen gedeelte.
    11. Gegevenstoegang – Geef aan tot welke gegevens de gebruiker of bestuurder toegang moet hebben in de Wagenparkbeheer-applicatie.
    1. Wachtwoordwijziging forceren bij volgende aanmelding - Schakel in op Ja, zodat er een e-mail naar de gebruiker kan worden gestuurd met een link om in te loggen en het wachtwoord.
    2. ✱ LET OP: Als ze niet-e-mailgebruikers zijn, schakelt u deze functie uit en voert u handmatig hun wachtwoord in en deelt u het met de gebruiker.

    3. Soort Authenticatie – Selecteer uit de volgende soorten:
      1. Basisauthenticatie – Geeft standaardauthenticatie aan.
      2. MyAdmin (Ondersteuning door wederverkoper) – Hiermee kunt u de inloggegevens van uw partner Administration Tool gebruiken om in te loggen.
      3. ✱ LET OP: Als u deze optie selecteert, moet de gebruiker eerst geregistreerd zijn met behulp van het Partner Beheertool voordat hij toegang heeft tot de Wagenparkbeheer-applicatie.

      4. SAML – Geeft een certificaatverlener aan die is gekoppeld aan de SAML.
      5. ✱ LET OP: Als u deze optie selecteert, moet de gebruiker eerst geregistreerd zijn met behulp van het Partner Beheertool voordat hij toegang heeft tot de Wagenparkbeheer-applicatie.

    4. Veiligheidsmachtiging – Specificeer de toegang tot functies die een gebruiker in de applicatie heeft. Raadpleeg voor meer informatie het Machtigingen gedeelte.
    5. Opmerkingen – Voeg eventuele opmerkingen toe.

    De Bestuurder

    Op het tabblad Bestuurder kunt u de volgende informatie bijwerken onder de gedeeltes Gebruiker is een Bestuurder, Sleutels, Homegroep en Rijbewijs:

    1. Deze gebruiker is een bestuurder – Inschakelen als de gebruiker een bestuurder is, uitschakelen als dat niet het geval is.
    2. Voorkomen dat de bestuurder toegang heeft tot gedeelde gegevens – Deze optie inschakelen als de bestuurder toegang moet hebben tot gedeelde gegevens.
    3. Nieuwe bestuurderssleutel toevoegen – Aangeven of de bestuurder toetsen gebruikt (zoals NFC-sleutels).
    4. Hetzelfde als gegevenstoegang – Verzekeren dat de gegevenstoegang die aan de bestuurder wordt gegeven, voor een lagere groep is.
    5. Rijbewijsnummer – Het rijbewijsnummer aangeven.
    6. Licentie staat/provincie – Aangeven van de staat of provincie van de licentie.

    ✱ LET OP: Dit is nodig voor regelgevingsdoeleinden

    UI Instellingen

    Raadpleeg voor meer informatie het Hoofdinstellingen gedeelte van dit document.

    Kaartinstellingen

    Raadpleeg voor meer informatie het Kaartinstellingen gedeelte van dit document.

    HOS-instellingen

    ! BELANGRIJK: Het tabblad HOS-instellingen wordt alleen weergegeven als de Veiligheidsmachtiging is ingesteld op Rijd-app-gebruiker en u hebt aangegeven Deze gebruiker is een bestuurder.

    Raadpleeg voor meer informatie het HOS-instellingen gedeelte van dit document.

    Bèta-functies

    Op het tabblad Bètafuncties kunt u functies inschakelen die u wilt testen en evalueren voordat ze volledig worden vrijgegeven. Zo krijgt u inzicht in waar we mee bezig zijn, en kunt u nieuwe functies uitproberen en feedback leveren.

    Raadpleeg voor meer informatie het Bèta-functies gedeelte van dit document.

    Systeem Communicatie

    1. Raadpleeg voor meer informatie het Systeem Communicatie gedeelte van dit document.

    Ondersteuning

    Op het tabblad Ondersteuning kunt u de volgende informatie bijwerken:

    1. Contact opnemen met deze gebruiker voor ondersteuningsvragen: geeft aan of er contact kan worden opgenomen met de gebruiker om ondersteuningsgerelateerde vragen te beantwoorden.
    2. Contact opnemen met deze gebruiker voor trainingsvragen: geeft aan of er contact kan worden opgenomen met de gebruiker om trainingsgerelateerde vragen te beantwoorden.
    3. Contact opnemen met deze gebruiker voor vragen over inkoop: geeft aan of er contact kan worden opgenomen met de gebruiker om vragen over inkoop te beantwoorden.

    Gebruikers en Bestuurders bewerken

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Personen > Gebruikers en Bestuurders.

    2

    Selecteer een individuele gebruiker in de tabel om de pagina Gebruiker bewerken te openen of gebruik het menu Meerdere selectie om meerdere gebruikers te selecteren en klik op de knop Geselecteerde gebruikers bewerken.

    ✱ LET OP: Wanneer u meerdere gebruikers bewerkt, worden alle wijzigingen die u aanbrengt toegepast op alle gebruikers.

    3

    Zodra u klaar bent met uw bewerkingen, klikt u op Opslaan.

    Verwijderen van gebruikers en bestuurders

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Personen > Gebruikers en Bestuurders.

    2

    Selecteer een individuele gebruiker in de tabel om de pagina Gebruiker bewerken te openen.

    3

    Klik op de knop Verwijderen.

    4

    Het pop-upvenster Gebruiker verwijderen wordt weergegeven. Als u de gebruiker definitief uit de applicatie wilt verwijderen, klikt u op Verwijderen. Als u de gebruiker wilt archiveren, klikt u op Archiveren (historisch maken).

    Het wachtwoord van een gebruiker opnieuw instellen of bijwerken

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Personen > Gebruikers en Bestuurders.

    2

    Selecteer een individuele gebruiker in de tabel om de pagina Gebruiker bewerken te openen.

    3

    Voer op het tabblad Gebruiker een van de volgende handelingen uit:

    1. Als het veld Gebruiker (E-mail) een e-mailadres is, schakelt u de schakelaar Wachtwoordwijziging forceren bij volgende aanmelding in. De gebruiker ontvangt een e-mail met instructies voor het opnieuw instellen van zijn wachtwoord via zijn webbrowser.
    2. Als het veld Gebruiker (E-mail) geen e-mailadres is, klikt u op Wachtwoord opnieuw instellen en geeft u een wachtwoord op dat voldoet aan de gebruikersaccountbeleid vereisten.

    4

    Klik op Opslaan.

    Gebruikers ontgrendelen

    Vergrendelde gebruikers worden weergegeven met een rood slotpictogram naast hun naam. Beheerders die de oproep van vergrendelde gebruikers beantwoorden, kunnen deze ontgrendelen door te navigeren naar de Mensen > Gebruikers en Bestuurders > Gebruikers pagina.

    1

    Klik op de naam van de vergrendelde gebruiker om de pagina Gebruiker bewerken te openen.

    2

    Klik op de knop Ontgrendelen.

    3

    Er wordt een pop-upvenster weergegeven. Klik op Ontgrendelen om de gebruiker te ontgrendelen of op te Annuleren om terug te keren naar de pagina Gebruiker bewerken.

    Machtigingen

    Gebruik de pagina Machtigingen om de toegang van een gebruiker tot specifieke functies in de applicatie te controleren, deze zijn essentieel voor het waarborgen van gegevensbeveiliging, naleving van regelgeving en effectieve samenwerking binnen een applicatie. Veiligheidsmachtigingen worden toegewezen aan gebruikers in de functie Gebruiker bewerken, maar worden beheerd met behulp van de pagina Machtigingen. Als u machtigingen wilt toevoegen of bijwerken, navigeert u vanuit het hoofdmenu naar Personen > Machtigingen.

    Inzicht in soorten machtigingen

    Nieuwe databases hebben de volgende bovenliggende veiligheidsmachtigingen:

    1. Beheerder – Biedt toegang tot alle gegevens en functies.
    2. Supervisor – Kan geen groepen, veiligheidsmachtigingen of gebruikers beheren; kan geen algemene systeeminstellingen wijzigen.
    3. Alleen bekijken –Kan alle gegevens bekijken, maar kunt geen wijzigingen aanbrengen.
    4. Standaardgebruiker: wordt voornamelijk gebruikt voor het volgen van een bedrijfsvoertuig.
    5. Rijd-app-gebruiker: wordt gebruikt voor HOS-bestuurders die de Drive-app gebruiken.
    6. Niets - Geen toegang tot enige functie in de applicatie.

    Aangepaste machtigingen aanmaken

    Maak aangepaste machtigingen op basis van de gebruikerspersonages die u nodig hebt. Voeg submachtigingen toe om bepaalde machtigingen te verlenen en te beperken onder een bovenliggende machtiging.

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Mensen > Machtigingen.

    2

    Selecteer een bovenliggende machtiging in de lijst.

    ✱ LET OP: U kunt ook een andere submachtiging aanmaken voor een bestaande submachtiging.

    3

    Klik op de pagina Beveiligingsmachtiging bewerken op de knop Submachtiging toevoegen.

    4

    Voer een naam in voor de submachtiging.

    5

    Selecteer de functies waartoe deze machtiging toegang heeft.

    6

    Klik op Opslaan.

    De nieuwe submachtiging wordt weergegeven op de pagina Veiligheidsmachtiging onder de bovenliggende machtiging.

    ✱ LET OP: Submachtigingen moeten aan gebruikers worden toegewezen voordat ze van kracht kunnen worden.

    Een veiligheidsmachtiging toewijzen aan een bestaand account

    Navigeer naar Personen > Gebruikers en Bestuurders en selecteer een of meer gebruikers om te bewerken te selecteren. Gebruik op het tabblad Gebruiker het vervolgkeuzemenu Veiligheidsmachtiging om de juiste machtiging voor uw gebruiker te selecteren.

    Planningsschema

    Gebruik de Planningsfunctie om het schema voor uw wagenpark te organiseren. Om werktijden te bekijken of in te stellen, ga naar Mensen > Planningsschema.

    U kunt het volgende doen op de pagina Planningsschema:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald schema.
    2. Toevoegen – Werkuren toevoegen.
    3. Sorteren op: Naam – Sorteer de werkuren die op de pagina worden weergegeven op Naam, alfabetisch.
    4. Werkuren toevoegen

      1

      Navigeer naar Mensen > Planningsschema.

      2

      Selecteer op de pagina Werkuren de optie Toevoegen.

      3

      Voeg een Naam toe voor het schema dat u aan het maken bent.

      4

      Selecteer de Groep-ID Vakantie- en Officiële feestdagen die mogelijk overeenkomt met de werkuren.

      5

      Klik op Werktijd toevoegen en voer de werkuren voor uw wagenpark in.

      6

      Klik op Opslaan.

      Vakantie- en Officiële feestdagen

      Gebruik de functie Vakantie- en Officiële feestdagen om de dagen van het jaar te identificeren waarop uw gebruikers niet werken vanwege vakantie- en officiële feestdagen. Om werktijden te bekijken of in te stellen, ga naar Mensen > Vakantie- en Officiële feestdagen.

      U kunt het volgende doen op de pagina Vakantie- en Officiële feestdagen:

    5. Zoeken – Zoeken naar een bepaalde Vakantie- of Officiële feestdag.
    6. Toevoegen – Werkvakantie- en officiële feestdagen toevoegen.
    7. Sorteren op: Naam – Sorteren van de Vakantie- en Officiële feestdagen die op de pagina worden weergegeven op Naam, alfabetisch.

    Werkvakantie- en Officiële feestdagen toevoegen

    1

    Navigeer naar Mensen > Vakantie- en Officiële feestdagen.

    2

    Selecteer de pagina Werkvakantie- en Officiële feestdagen en klik op Toevoegen.

    3

    Voer een Naam voor de Vakantie- en Officiële feestdag in.

    4

    Voer de Datum voor de Vakantie- en Officiële feestdag in.

    5

    Voer de toepasselijke Groeps-ID voor de vakantie- en Officiële feestdagen in.

    6

    Klik op Opslaan.

    Bericht

    Het telematica-apparaat werkt samen met de Wagenparkbeheer-applicatie en de Rijd-app om naadloze tweerichtingstekstberichten communicatie tussen het web en de bestuurder mogelijk te maken. Berichten die naar bestuurders worden verzonden, worden weergegeven als meldingen en kunnen worden beantwoord met enkele tikreacties of tekstberichten om nieuwe opdrachten en taken te accepteren. Navigeer naar de pagina Berichten, in het hoofdmenu naar Berichten.

    Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor de Rijd-app voor meer informatie over het gebruik van Berichten.

    Meldingen

    Gebruik de pagina Meldingen om alle meldingen te bekijken die u hebt ontvangen tijdens het gebruik van de Wagenparkbeheer-applicatie. Om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie, navigeert u naar het hoofdmenu > Meldingen.

    U kunt het volgende doen op de pagina Meldingen:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaalde melding.
    2. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Tijd of op Machinenaam.
    3. Afgewezen weergeven – Weergeven van alle eerder afgewezen meldingen.
    4. Alles negeren – Negeren van alle meldingen.
    5. Vernieuwen – Vernieuwen van de pagina.
    6. Tonen: Tonen van meldingen weergeven op soort: Alle, Meldingen of Berichten.
    7. Downloaden – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van de Meldingen.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Meldingen beoordelen op de pagina Mijn meldingen

    1

    Navigeer naar het hoofdmenu > Meldingen.

    2

    Uw meldingen worden in lijstindeling weergegeven op de pagina Mijn meldingen. Gebruik de Zoekbalk om naar een bepaalde melding te zoeken of selecteer er een in de lijst.

    3

    Bekijk de melding op de pagina Meldingsnieuws of wijs de melding af. Of klik op de link Ga naar mijn rapporten om uw rapport te downloaden.

    Notificaties instellen

    1

    Navigeer in het hoofdmenu naar Groepen en Regels.

    2

    Selecteer de regel waarvan u meldingen wilt ontvangen en klik op het potloodpictogram.

    3

    Selecteer op de pagina uitzonderingsregel bewerken het tabblad Meldingen.

    4

    Raadpleeg tabblad Meldingen voor meer informatie.

    Rapporten

    Gebruik de functie Rapporten om te in te plannen dat uw rapporten dagelijks, wekelijks, maandelijks of op aanvraag naar u worden e-gemaild. Met proactief beheer kunt u aangepaste regels voor uw bestuurders maken en direct updates ontvangen via e-mail en meer. Werk dashboardrapporten bij om in één oogopslag de inzichten te bekijken die voor u belangrijk zijn, en bekijk en download alle rapporten op ad-hocbasis. Navigeer naar de pagina Rapporten, in het hoofdmenu en ga naar Rapporten.

    Mijn Rapporten

    Gebruik de pagina Mijn rapporten voor het downloaden en opslaan van rapporten, die te groot zijn om per e-mail te worden verzonden. Selecteer en download een rapport over uw database. Er wordt een melding weergegeven die de voortgang van het rapport aangeeft en wanneer het klaar is om te downloaden.

    A white background with black text

Description automatically generated

    U kunt uw rapporten downloaden zodra u de melding heeft ontvangen dat uw rapport gereed is, of u kunt naar navigeren naar Rapporten > Mijn rapporten.

    U kunt het volgende doen op de pagina Mijn Rapporten:

    1. Zoeken – Zoek naar een bepaald rapport.
    2. Status – Filter de tabel op rapportstatus (Klaar, Lopend, In behandeling of Mislukt).
    3. Bron – Filter de tabel op Gedownloade rapporten of Ge-emailde rapporten.

    In de tabel Mijn Rapporten wordt het volgende weergegeven:

    1. Rapport – Geeft de naam van het rapport aan.
    2. Aangevraagde datum – Geeft aan wanneer het rapport is aangevraagd.
    3. Vervaldatum – Geeft aan wanneer het rapport vervalt.
    4. Omvang – Geeft de omvang van het rapport aan.
    5. Download – Hiermee kunt u het rapport downloaden wanneer het klaar is.

    Rapport opstellen

    Volg eenvoudig de prestaties van uw wagenpark met de veelzijdige rapportagefuncties van onze applicatie, ontworpen met u in gedachten. Houd cruciale statistieken in de gaten, zoals leveringen per bestuurder, gemiddeld brandstofverbruik en gevallen van snelheidsovertredingen, of lokaliseer bestuurders die vaak achterlopen op schema. En als ons aanbod van standaardrapporten niet helemaal aan uw eisen voldoet, kunt u er zeker van zijn dat u aangepaste rapporten kunt maken die specifiek op uw behoeften zijn afgestemd.

    Navigeer om uw rapporten op te stellen naar Rapporten > Rapport Opstellen.

    Dashboard

    Raadpleeg voor meer informatie over wat u kunt doen op het tabblad Dashboard, het Dashboard gedeelte.

    Een grafiek aanmaken met behulp van bestaande configuraties

    1

    Navigeer naar Rapporten > Rapport Opstellen > Dashboard.

    2

    Selecteer een rapport op de pagina Rapport Opstellen.

    3

    Klik op het tabblad Dashboard op de knop Nieuwe grafiek maken.

    4

    Configureer uw grafiek en klik op Opslaan.

    Rapporten toewijzen aan het Dashboard

    1

    Navigeer naar Rapporten > Rapport Opstellen > Dashboard.

    2

    Selecteer een rapport op de pagina Rapport Opstellen.

    3

    Selecteer op het tabblad Dashboard de grafiek, de naam van de grafiek en voeg een beschrijving van de grafiek toe.

    4

    Selecteer kijkers in de vervolgkeuzelijsten Bekijkers van het groepsdashboard en Bekijkers van het individuele dashboard.

    5

    Stel Mij opnemen als dashboardbekijker in op Ja om het rapport op uw dashboard te bekijken.

    6

    Selecteer een Datumperiode.

    7

    Selecteer een Vernieuwingsperiode, dat geeft aan hoe vaak de gegevens zichzelf op het dashboard Vernieuwen.

    8

    Selecteer de volgende uitvoering, dit geeft aan het rapport begint.

    9

    Selecteer groepen in de vervolgkeuzelijst Behorend bij. Selecteer alle groepen uit de lijst die in het rapport moeten worden weergegeven. De standaardinstelling is alles (gegevens voor alle groepen).

    10

    Aanvullende rapportopties geeft een overzicht van extra functies die u kunt gebruiken; gebruik deze zo nodig.

    11

    Klik op Opslaan.

    Grafiekconfiguraties voor uw dashboard bewerken

    1

    Navigeer naar Rapporten > Rapport Opstellen > Dashboard.

    2

    Selecteer het rapport dat u wilt bewerken op de pagina Rapport opstellen.

    3

    Bewerk de benodigde velden onder Grafiekconfiguratie, Weergaveopties, Configuratie van rapportgegevens en Aanvullende rapportopties.

    4

    Klik op Opslaan.

    Weergaven van rapporten

    Gebruik de pagina Rapportweergaven om toegang te krijgen tot alle rapporten in het systeem, variërend van Aangepaste rapporten tot Ingebouwde rapporten (standaardrapporten). Navigeer als u rapporten wilt bekijken naar Rapporten > Rapport opstellen > Weergaven van rapporten.

    Op de pagina Rapport opstellen kunt u het volgende doen:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald rapport.
    2. Een aangepast rapport maken – Maken van een aangepast rapport door het bestand te slepen en neer te zetten of door te klikken om door uw computer te bladeren.
    3. Toon alle soorten rapporten – Weergeven van zowel aangepaste rapporten als ingebouwde rapporten weer.
    4. Exporteren – Download van een kopie van het geselecteerde rapport. U kunt ook een rapport selecteren en op de knop Exporteren klikken om ook een kopie te downloaden.
    5. Voorbeeld bekijken – Bekijken van een voorbeeld van het geselecteerde rapport. U kunt ook een rapport selecteren en op de knop Voorbeeld bekijken klikken om het ook te bekijken.

    U kunt het volgende doen op het tabblad Rapportweergave:

    1. Wie dit rapport kan zien – Kiezen in de vervolgkeuzelijst wie het rapport kan zien.
    2. Rapport weergeven in vervolgkeuzelijs – Tonen van het rapport in Rapportweergaven of om een rapport op aanvraag uit te voeren.
    3. Aanvullende Rapportopties – Overzicht geven van extra functies die u kunt gebruiken; gebruik deze zo nodig. Dit verandert op basis van het soort rapport.

    ✱ LET OP: Een goede methode is om bepaalde pagina's te controleren op een knop Opties of Rapporteren. Als deze aanwezig zijn, betekent dit over het algemeen dat er een rapport is dat kan worden geëxporteerd en bekeken.

    Een aangepast rapport aanmaken

    1

    Navigeer naar Rapporten > Rapport opstellen > Rapportweergaven.

    2

    Klik op de knop Aangepast rapport maken.

    3

    Sleep het bestand en zet het neer of klik om door uw computer te bladeren.

    4

    Kies in de vervolgkeuzelijst wie het rapport kan zien. De standaardwaarde is Iedereen.

    5

    Als u het rapport wilt tonen in Rapportweergaven of als u een rapport op aanvraag wilt uitvoeren, stelt u Rapport tonen in vervolgkeuzelijst in op Aan.

    6

    Selecteer desgewenst de naam van het rapport en wijzig de naam.

    7

    Ga door met opstellen als dashboard of rapport per e-mail.

    Rapporten per e-mail

    U kunt het volgende bijwerken op het tabblad Rapporten per e-mail:

    1. E-mailopties – Hiermee kunt u e-mailopties bekijken wanneer deze zijn ingeschakeld.
    2. Lijst met groepsontvangers – selecteer groepsontvangers in het vervolgkeuzemenu waarmee het rapport kan worden bekeken.
    3. Lijst met individuele ontvangers – selecteer de individuele ontvangers in het vervolgkeuzemenu waarmee het rapport kan worden bekeken.
    4. E-mail het rapport naar mij – Schakel dit in als u het rapport wilt ontvangen.
    5. Omleiden van rapport – Hiermee wordt het rapport op basis van bepaalde voorwaarden naar één andere gebruiker dan uzelf verzonden. Als u een ontvanger bent of als u andere ontvangers hebt geselecteerd, laat u dit uitgeschakeld.
    6. Soort rapport – Selecteer een PDF- of Excel-rapport.
    7. Datumperiode – Geeft de datumperiode voor de zoekopdracht aan.
    8. Vernieuwingsperiode – Geeft aan hoe vaak het rapport per e-mail wordt verzonden.
    9. Volgende uitvoering – Geeft aan wanneer het rapport zal komen.
    10. Behorend tot – Geeft aan uit welke groepen de gegevens in het rapport worden gehaald.
    11. Aanvullende Rapportopties – Overzicht geven van extra functies die u kunt gebruiken; gebruik deze zo nodig. Dit verandert op basis van het soort rapport.

    Rapporten per e-mail

    1

    Navigeer naar Rapporten > Rapport opstellen > Rapporten per e-mail als u e-mailsjablonen hebt ingesteld. Als dit niet het geval is, navigeert u naar Rapporten > Rapportopstellen > Rapportweergaven.

    2

    Selecteer een rapport in de opgegeven lijst.

    3

    Stel op het tabblad E-mailrapport E-mailopties in op Ja.

    4

    Selecteer ontvangers in de vervolgkeuzelijsten Lijst met ontvangers groeperen en Lijst met individuele ontvangers.

    5

    Zet E-mail het rapport naar mij op Ja als u het rapport wilt ontvangen.

    6

    Stel Rapport omleiden desgewenst in op Ja.

    7

    Selecteer het Soort rapport en de datumperiode.

    8

    Selecteer een vernieuwingsperiode.

    9

    Selecteer de Volgende uitvoering.

    10

    Selecteer groepen in de vervolgkeuzelijst Behorend bij. Selecteer alle groepen uit de lijst die in het rapport moeten worden weergegeven. De standaardinstelling is alles (gegevens voor alle groepen).

    11

    Aanvullende rapportopties geeft een overzicht van extra functies die u kunt gebruiken; gebruik deze zo nodig.

    12

    Klik op Opslaan.

    Groepen en Regels

    Groepen

    Gebruik Groepen om uw bedrijfsvoertuigen, gebruikers en zones te ordenen. Om u te helpen bij het organiseren van uw wagenpark, kunt u groepen maken om bedrijfsvoertuigen in verschillende gebieden te scheiden. Als meerdere gebruikersaccounts de applicatie gebruiken, kunnen gebruikers toegang krijgen tot alle groepen of alleen geselecteerde groepen. Groepering kan worden gebruikt voor soorten voertuigen, regio's, managers of uitzonderingen — de configuratie staat open voor uw organisatie.

    U kunt uw bedrijfsvoertuigen, uitzonderingen, zones en gebruikers indelen in groepen die passen bij de lay-out van uw eigen organisatie. Als uw organisatie bijvoorbeeld Oost- en West-divisies heeft, kunt u uw account op deze manier eenvoudig scheiden. Hierdoor kan belangrijke informatie voor elke divisie alleen worden gepresenteerd aan degenen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie in de Wagenparkbeheer-applicatie, navigeert u naar Groepen en Regels > Groepen.

    U kunt het volgende doen op de pagina Bedrijfsvoertuigen:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaalde Groep.
    2. Verwijderen – Verwijderen van een bepaalde Groep.
    3. Bewerken– Bewerken van een bepaalde Groep.
    4. Verplaatsen – Verplaatsen van de locatie van uw Groep in de hiërarchie van uw organisatie
    5. Rapport – Downloaden van de standaard- of geavanceerde rapporten.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Een Groep maken

    ✱ LET OP: U moet over de juiste machtigingen beschikken om groepen te maken en te bewerken. Neem contact op met uw beheerder om er zeker van te zijn dat u toegang heeft.

    1

    Navigeer naar Groepen en Regels > Groepen.

    2

    Klik op de vertakking Groep of Ingebouwde Groep op het Pluspictogram op de gewenste bovenliggende groep.

    3

    Voer de Naam van uw Groep in.

    4

    Kies of u de schakelaar Zichtbaar voor alle gebruikers wilt inschakelen.

    ✱ LET OP: Als u dit instelt op Aan, wordt de groep een globale rapportagegroep. Hierdoor is het niet meer nodig om de groep expliciet aan elke individuele gebruiker te koppelen. Dit is alleen beschikbaar voor Ingebouwde groepen.

    5

    Voer een Beschrijving in voor uw Groep.

    6

    Selecteer een Kleur die u wilt gebruiken om uw groep weer te geven.

    7

    Klik op Opslaan.

    Uw groepen beheren

    Groepen worden beheerd met behulp van een grafische interface die de hiërarchische organisatie van uw organisatie weergeeft, inclusief de basis set groepen die door de applicatie wordt geleverd.

    1. Locaties: Gebruikt om bedrijfsvoertuigen te scheiden in de gebieden die ze bedienen. Bijvoorbeeld Oost en West.
    2. Rapporten: Gebruikt om aan te geven welke gebruikers de beschikbare rapporten per e-mail ontvangen.
    3. Specieke Taakinzet: Gebruikt om bedrijfsvoertuigen te organiseren voor het rapporteren van verkoop, service, levering, enz.
    4. Bestuurdersactiviteit: Gebruikt om de activiteit van de bestuurder te classificeren als Zakelijk of Persoonlijk. Subgroepen Zakelijk en Persoonlijk kunnen niet worden gewijzigd of verwijderd.

    Groepen kunnen in andere groepen worden geplaatst. Hierdoor kan uw account worden ingesteld om overeen te komen met de hiërarchie van uw organisatie.

    Inzicht in ingebouwde groepen

    Wanneer een database wordt aangemaakt, heeft deze standaard een Bedrijfsgroep en Ingebouwde groepen. Alle groepen onder het kopje Groepen worden door u aangemaakt op basis van de vereisten van uw bedrijf. Ingebouwde groepen worden gedefinieerd door de Telematics Provider op basis van gebruiksscenario's en specifiek voor de producten van de Telematics Provider.

    Een groep bewerken

    1

    Navigeer naar Groepen en Regels > Groepen.

    2

    Klik op de knop Bewerken.

    3

    Bewerk de Naam, Beschrijving of Kleur van de Groep.

    4

    Schakel de schakelaar Zichtbaar voor alle gebruikers in of uit.

    5

    Klik op Opslaan.

    Groepen verplaatsen

    1

    Navigeer naar Groepen en Regels > Groepen.

    2

    Selecteer de gewenste Groep die u wilt verplaatsen.

    3

    Klik op Verplaatsen.

    4

    Selecteer de Bovenliggende Groep waaronder u deze wilt verplaatsen.

    5

    Klik op de knop Verplaatsen naar Geselecteerd.

    Regels

    Gebruik de functie Regels om te begrijpen wanneer en waar zich problemen voordoen binnen uw wagenpark. Deze regels zijn voorwaarden die het ideale gedrag van een wagenpark schetsen. Wanneer een bedrijfsvoertuig een regel overtreedt, wordt er een uitzondering vastgelegd in het systeem. Uitzonderingen kunnen worden gebruikt om meldingen te activeren die naar specifieke gebruikers worden verzonden, zoals de regelovertreder, hun manager en andere relevante partijen. Wagenparkbeheerders kunnen vervolgens de geschiedenis van hun uitzonderingen bekijken via rapporten om inzicht te krijgen in het trendmatige gedrag van hun wagenpark.

    We bieden een uitgebreide set ingebouwde uitzonderingsregels met korte beschrijvingen en aanpassingsopties. Deze ingebouwde regels worden eerst weergegeven en vervolgens geavanceerde regels/aangepaste regels. U kunt regels aanpassen of nieuwe regels maken om ze op maat te maken voor specifieke omstandigheden. Navigeer Om toegang te krijgen tot deze functie naar Groepen en Regels > Regels.

    U kunt het volgende doen op de pagina Bedrijfsvoertuigen:

    1. Zoeken naar regels – Zoeken naar een bepaalde regel.
    2. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    3. Toevoegen – Toevoegen van een bepaalde regel.
    4. Gegevens opnieuw verwerken – Toepassen van een regel op eerder gegenereerde gegevens.
    5. Meldingssjablonen – Definiëren van de informatie in meldingen en gebruiken van variabele tokens en statische tekst om de levering van aangepaste meldingen aan ontvangers mogelijk te maken.
    6. Distributielijst – herbruikbare verzameling van meerdere ontvangers en de bijbehorende soorten meldingen
    7. Aan/Uit – In of uitschakelen van specifieke ingebouwde regels.
    8. Bewerken – Met het potloodpictogram kunt u specifieke ingebouwde regels bewerken. Raadpleeg voor meer informatie het Regels bewerken gedeelte.
    9. Ontvangers beheren – Met het pictogram Envelop kunt u meldingen instellen voor de geselecteerde uitzonderingsregel op de pagina Regels. Voor meer informatie over het instellen van meldingen raadpleegt u het gedeelte Tabblad Meldingen. Raadpleeg voor meer informatie over het instellen van meldingen het Tabblad Meldingen gedeelte.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Inzicht in de ingebouwde regels

    Uitzonderingen op het gebied van veiligheid

    Deze regels maken de veiligheid van het wagenpark en de verbetering van de bestuurder mogelijk door middel van live meldingen van gevaarlijk gedrag in bedrijfsvoertuigen. Door deze regels in te schakelen, kunnen bestuurders vroegtijdig worden opgespoord en kan erop worden gereageerd, wat de verkeersveiligheid van uw bestuurders en de mensen om hen heen aanzienlijk verhoogt.

    Uitzonderingen van de productiviteit

    Deze regels zullen u op de hoogte stellen van uitzonderingen zoals late aankomsten, vervroegd vertrek, stationair draaien, ongeoorloofde thuis- of klantenstops, buitensporige kantoortijd, lange lunches en zelfs lange stops tijdens werkuren.

    Optimalisatie van het wagenpark

    Deze regels helpen bij het beheersen van het gedrag van de bestuurder, zoals te hard rijden en stationair draaien, waardoor uw brandstofkosten proactief laag kunnen worden gehouden. Ze detecteren ook motorproblemen voordat ze kostbare problemen worden. Deze uitzonderingen hebben het potentieel om aanzienlijke kostenbesparende voordelen te realiseren.

    Naleving

    Deze regels helpen bij het opsporen van nalevingsproblemen binnen uw wagenpark, waaronder ontbrekende activa-inspecties en HOS-vrijstellingen.

    Duurzaamheid

    Deze regels zijn bedoeld om uw ecologische voetafdruk te helpen beheren en elektrische voertuigen (EV's) te ondersteunen. Ontvang meldingen wanneer EV's klaar zijn met opladen of bijna leeg zijn, en volg stationair draaien in uw wagenpark om afval te verminderen.

    Systeem

    Een systeemmeldingsregel houdt kritieke fouten bij die afkomstig zijn van de applicatie software of van elk afzonderlijk Telematics-apparaat. Hoewel de systeemmeldingsregel altijd actief is, worden alleen beheerders die zich aanmelden voor de meldingen van deze regel gewaarschuwd wanneer er uitzonderingen optreden. Zoals bij elke regel, kunt u het soort melding selecteren dat u wenst.

    Materiaalbeheer

    Deze regels zijn gericht op bedrijfsvoertuigen die vast, voorbevochtigd of vloeibaar materiaal verspreiden en moeten worden ingesteld op Aan om de materiaalbeheerrapporten uit te voeren.

    Een regel toevoegen

    1

    Navigeer naar Groepen en Regels > Groepen > Toevoegen.

    2

    Voeg op de pagina Uitzonderingsregel bewerken op het tabblad Naam een Naam toe voor de regel.

    3

    Kies een kleur voor de regel. Als de regel wordt overtreden en u Zichtbaar hebt geselecteerd, wordt deze op de kaart weergegeven.

    4

    Selecteer de groepen waarop u de regel wilt toepassen. Raadpleeg voor meer informatie het Regels publiceren voor groepen gedeelte.

    5

    Voeg eventuele aanvullende opmerkingen toe

    6

    Stel op het tabblad Voorwaarden de logica achter de regel in. Raadpleeg voor meer informatie over soorten Voorwaarden de Voorwaarden van de Regel gebruikershandleiding.

    ✱ LET OP: Klik op het pictogram Scrollen om de Editor voor geavanceerde voorwaarden te bekijken.

    7

    Klik nadat u de voorwaarden hebt bewerkt op Toevoegen.

    8

    Stel op het tabblad Meldingen de meldingen in voor de uitzonderingsregel. Raadpleeg voor meer informatie het Tabblad Meldingen gedeelte.

    9

    Klik op Opslaan.

    U kunt naar uw aangepaste regel zoeken op de pagina Regels.

    Regels publiceren voor groepen

    Als u een regel publiceert in de groep Bedrijf, wordt deze zichtbaar voor alle gebruikers. Bij gebruik van het menu Publiceren naar groepen kan de gebruiker een andere groep selecteren dan de groep Bedrijf. In dit geval zal de regel beschikbaar zijn om te bekijken en te bewerken voor alle gebruikers van de geselecteerde groep en de bovenliggende groepen, maar zal deze alleen zichtbaar zijn voor gebruikers die tot de subgroepen behoren. In beide gevallen heeft de gebruiker voldoende veiligheidsmachtigingen nodig om de regel te kunnen bewerken of bekijken.

    Bovendien bepalen de groepen die zijn geselecteerd met het menu Publiceren naar groepen de bedrijfsvoertuigen en bestuurders waarop de regel wordt toegepast. Als de regel wordt ingesteld voor de Bedrijfsgroep, zal deze van toepassing zijn op alle bedrijfsvoertuigen en bestuurders terwijl bij het selecteren van een specifieke groep de regel alleen wordt toepast op de bedrijfsvoertuigen en bestuurders in die groep en zijn subgroepen.

    ✱ LET OP: Door een gebruiker de bestuurder te maken van een bedrijfsvoertuig waarop een regel van toepassing is, krijgt de gebruiker geen extra bewerkings- of weergaverechten voor die regel.

    Regels bewerken

    Tabblad Naam

    Navigeer als u de naam wilt bewerken naar Groepen en Regels > Regels en selecteer de regel die u wilt bewerken in de lijst. Selecteer het tabblad Naam van de pagina Uitzonderingsregel bewerken.

    U kunt het volgende doen op het Tabblad Naam:

    1. Naam – Hiermee kunt u de regel een naam geven.
    2. Kleur – Kies een kleur voor de regel. Als de regel wordt overtreden en u Zichtbaar hebt geselecteerd, wordt deze op de kaart getoond.
    3. Niet zichtbaar/Zichtbaar – Kies of de regel Niet zichtbaar of Zichtbaar moet zijn op de kaart wanneer deze wordt overtreden.
    4. Publiceren naar groepen – Selecteer de groepen waarop u de regel wilt toepassen. Raadpleeg voor meer informatie het Regels publiceren voor groepen gedeelte.
    5. Opmerking – Voeg eventuele aanvullende opmerkingen toe.

    Tabblad Voorwaarden

    Stel op het tabblad Voorwaarden de logica achter de regel in. Navigeer als u de voorwaarden van een regel wilt bewerken naar Groepen en Regels > Regels en selecteer de regel die u wilt bewerken in de lijst. Selecteer het tabblad Naam van de pagina Uitzonderingsregel bewerken.

    Afhankelijk van de regel die u hebt geselecteerd, kunt u de logica bewerken die wordt weergegeven onder de kop Voorwaarden.

    A screenshot of a computer

Description automatically generated

    Raadpleeg voor meer informatie over soorten Voorwaarden de Voorwaarden van de Regel gebruikershandleiding.

    Klik nadat u de voorwaarden hebt bewerkt op Toevoegen. Klik vervolgens op Opslaan. Klik op het pictogram Scrollen om de Editor voor geavanceerde voorwaarden te bekijken. Gebruik deze editor om aangepaste voorwaarden te maken die verschillende aspecten van uw bedrijfsvoertuig combineren, zoals de conditie van de motor, de snelheid van het bedrijfsvoertuig en de locatie. De regel die u maakt, wordt weergegeven met een speciaal opgemaakte syntaxis. Nadat u de geavanceerde voorwaarden hebt bewerkt, klikt u op Opslaan.

    Raadpleeg voor meer informatie over Hulpregels het Hulpregels gedeelte.

    Tabblad Meldingen

    Nadat u de juiste meldingssjablonen hebt ingesteld, kunt u meldingen toevoegen aan uw uitzonderingsregels. Navigeer als u meldingen wilt toevoegen naar Groepen en Regels > Regels en selecteert u de regel waaraan u een melding wilt toevoegen in de lijst. Selecteer het tabblad Meldingen van de pagina Uitzonderingsregel bewerken.

    U kunt het volgende doen op het tabblad Meldingen:

    1. E-mail toevoegen – Toevoegen van een e-mailsjabloonmelding toe die naar gebruikers moet worden verzonden.
    2. Toevoegen waarschuwing – Toevoegen van een van de volgende meldingen:
      1. Pop-up – Geeft een gele waarschuwing met lage prioriteit boven aan het scherm weer.
      2. Dringende pop-up – Geeft een rode waarschuwing weer voor elk afwijkende gebeurtenis.
      3. Alleen loggen – Geeft een melding weer in uw Meldingen.
    3. Feedback van de bestuurder toevoegen – Gebruik het Telematics-apparaat om de bestuurder te waarschuwen voor overtredingen, hetzij door een reeks pieptonen te laten horen, hetzij door te communiceren via een apparaat van derden.
    4. Meer… — Laat extra meldingskeuzes zien: Webverzoek, Toewijzen aan groep, E-mail naar groep, Distributielijst en Toewijzen als Persoonlijk/Zakelijk.

    ✱ LET OP: Gebruik deze opties om de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een melding te verzenden, verder aan te passen. U kunt meerdere voorwaarden combineren om exacte zakelijke argumentatie te specificeren.

    Inzicht in soorten meldingen

    E-mailadres toevoegen

    Selecteer uw e-mailsjabloon of selecteer Nieuw sjabloon toevoegen om een nieuw sjabloon te maken. Voeg de beoogde ontvangers toe in het veld E-mail.

    Waarschuwing toevoegen

    Kies het soort waarschuwing dat u wilt verzenden (pop-up, dringende pop-up of alleen logboek) en selecteer vervolgens een sjabloon voor de waarschuwing en uw beoogde ontvangers.

    Feedback van de bestuurder toevoegen

    Gebruik de schakelaar om late meldingen voor bedrijfsvoertuigen in of uit te schakelen. Een te late melding stuurt feedback naar de bestuurder, zelfs als de uitzondering die de melding heeft geactiveerd, al is verstreken. Selecteer vervolgens het soort feedback dat de melding activeert.

    Webverzoek

    Selecteer Meer... > webverzoek. Hiermee kunt u een HTTP GET- of POST-webverzoek doen.

    Toewijzen aan groep

    Selecteer Meer... > Toewijzen aan groep. Hiermee kunt u een bedrijfsvoertuig toewijzen aan een specifieke groep.

    E-mail naar groep

    Selecteer Meer... > E-mail naar Groep. Hiermee kunt u gebruikers in een geselecteerde groep (zoals een hulpgroep) e-mailen.

    Plaats bedrijfsvoertuigen in of uit Beperkte Datamodus

    Selecteer Meer… > Plaats bedrijfsvoertuigen in of uit een Beperkte Datamodus. Hiermee kunt u een bedrijfsvoertuig in de Beperkte Datamodus zetten of deze verwijderen uit de modus voor Beperkte Datamodus.


    E-mailadres toevoegen

    1

    Selecteren E-mail toevoegen.

    2

    Kies het juiste sjabloon in het vervolgkeuzemenu Sjabloon of selecteer Nieuw sjabloon toevoegen om een nieuw e-mailsjabloon aan te maken.

    3

    Voeg de beoogde ontvangers toe aan de inbox E-mail.

    4

    Selecteer Toevoegen om de melding voor te bereiden

    Waarschuwing toevoegen

    1

    Kies het soort waarschuwing dat u wilt verzenden en selecteer vervolgens een sjabloon in het vervolgkeuzemenu Sjabloon.

    2

    Selecteer de ontvanger in het vervolgkeuzemenu.

    3

    Selecteer Toevoegen om de melding voor te bereiden.

    Feedback van de bestuurder toevoegen

    1

    Selecteer de knop Feedback van bestuurder toevoegen.

    2

    Schakel Late meldingen toestaan In of Uit afhankelijk van uw behoeften.

    ✱ LET OP: Het toestaan van te late meldingen is nuttig als u wilt dat meldingen naar het bedrijfsvoertuig worden verzonden, zelfs als de uitzondering al is verstreken. Dit kan het beste worden gebruikt in situaties waarin de verbinding slecht is.

    3

    Selecteer een van de opties voor feedback van de bestuurder.

    De optie voor feedback van de bestuurder wordt automatisch toegevoegd aan de afwijkngsregel bij selectie en verschijnt onder het veld meldingen voor ontvangers.

    ✱ LET OP: Voor het toevoegen van feedback van de bestuurder is geen directe ontvanger vereist. Als dit soort melding aan een apparaat is toegewezen, geeft het apparaat feedback aan het bestuurder.

    Regels verwijderen

    ✱ LET OP: Ingebouwde uitzonderingsregels kunnen niet worden verwijderd.

    1

    Navigeer naar Regels en Groepen > Regels.

    2

    Selecteer de regel die u wilt verwijderen uit de lijst met uitzonderingsregels.

    3

    Selecteer de knop Verwijderen op de pagina Uitzonderingsregel bewerken.

    4

    Als u de regel wilt verwijderen, selecteert u Delete.

    Meldingssjablonen aanmaken

    Als u meldingen voor uw uitzonderingsregels wilt instellen, begint u met het maken van meldingssjablonen. Deze sjablonen bepalen de inhoud van de meldingen en kunnen variabele symbolen en statische tekst bevatten voor aanpassing. Er zijn drie soorten sjablonen: e-mail, web en tekst.

    Aangepaste meldingen kunnen verschillende doelen dienen, zoals:

    1. Beknopte meldingen verzenden naar mobiele apparaten om gegevens te besparen.
    2. Het verstrekken van een telefoonnummer tijdens noodgevallen.
    3. Het aanbieden van een weblink voor een routebeschrijving naar een tankstation wanneer een motorstoring wordt gedetecteerd.

    De pagina Meldingssjablonen kan worden bereikt door te navigeren naar Groepen en regels > Regels en vervolgens de knop Meldingssjablonen te selecteren.

    U kunt het volgende doen op de pagina Meldingssjablonen:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald Meldingssjabloon.
    2. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Naam of op Soort.
    3. E-mailsjabloon toevoegen - Gebruikt om de e-mails aan te passen die worden verzonden wanneer een uitzonderingsregel wordt overtreden.
    4. ✱ LET OP: Er kan ook een uitzonderingsrapport aan het sjabloon worden toegevoegd om een diepgaand inzicht te geven in de regelovertreding.

    5. Websjabloon toevoegen – Configureer informatie over overtredingen van uitzonderingsregels die als een GET- of POST-verzoek naar een webserver moeten worden verzonden.
    6. Tekstsjabloon toevoegen – Gebruikt om de informatie aan te passen die is opgenomen in een pop-upwaarschuwing in de applicatie.

    ✱ LET OP: Voor uw gemak kunnen meldingssjablonen ook rechtstreeks via de pagina Regels worden toegevoegd. Selecteer het pictogram Envelop en selecteer het soort melding dat u wilt instellen. Selecteer vervolgens Nieuw toevoegen in het vervolgkeuzemenu van het sjabloon.

    E-mailsjabloon toevoegen

    1

    Navigeer naar Groepen en Regels > Regels > Meldingssjabloon > E-mailsjabloon toevoegen.

    2

    Voeg de Naam van het nieuwe e-mailsjaboon toe.

    3

    Voeg de onderwerpregel toe die wordt gebruikt bij het verzenden van een e-mail.

    4

    Voer de inhoud in van het sjabloon, dat bestaat uit de verschillende Beschikbare symbolen in de Hoofdtekst. De symbolen in de hoofdtekst worden vervangen door de gegevens in de uitzondering.

    ✱ LET OP: Gevorderde gebruikers kunnen HTML en CSS gebruiken om hun sjablonen te ontwerpen.

    5

    Selecteer het soort Uitzonderingsrapport dat u als bijlage aan de e-mail wilt toevoegen.

    6

    Klik op Opslaan.

    Websjabloon toevoegen

    1

    Navigeer naar Groepen en Regels > Regels > Meldingssjabloon > Tekstsjabloon toevoegen.

    2

    Voeg de Sjabloonnaam toe. Dit moet dienen als de beschrijving van het webverzoek.

    3

    Voeg de URL toe waarvoor het webverzoek wordt gedaan. Gebruik dit veld om Beschikbare Symbolen toe te voegen.

    4

    Selecteer het soort GET of POST HTTP-verzoek.

    5

    Klik op Opslaan.

    Tekstsjabloon toevoegen

    1

    Navigeer naar Groepen en Regels > Regels > Meldingssjabloon > Tekstsjabloon toevoegen.

    2

    Voeg de Naam van het nieuwe tekstsjaboon toe.

    3

    Voeg de hoofdtekst van het sjabloon toe. Statische tekst samen met de Beschikbare Symbolen kan worden gebruikt om het bericht aan te passen.

    ✱ LET OP: Als het meldingssjabloon is verzonden, , worden de Beschikbare Symbolen in de tekst vervangen door de uitzonderingsgegevens.

    4

    Klik op Opslaan.

    Gegevens opnieuw verwerken

    Standaard genereert de applicatie uitzonderingen vanaf het moment dat de regel is aangemaakt. In het geval dat het beleid is gewijzigd en uw regels moeten worden bijgewerkt, passen uitzonderingen de regel niet toe op activiteiten van bedrijfsvoertuigen die in het verleden (met terugwerkende kracht) hebben plaatsgevonden. Als u de regel wilt toepassen op eerder gegenereerde gegevens, kunt u de functie voor opnieuw verwerken gebruiken. Met de functie opnieuw verwerken kunnen gebruikers een nieuwe startdatum opgeven en vervolgens alle uitzonderingen vanaf die datum opnieuw berekenen. Navigeer als u gegevens opnieuw wilt verwerken, naar Regels en Groepen > Regels en selecteer Gegevens opnieuw verwerken.

    Gegevens opnieuw verwerken

    1

    Navigeer als u gegevens opnieuw wilt verwerken, naar Regels en Groepen > Regels en selecteer Gegevens opnieuw verwerken.

    2

    Selecteer in het pop-upvenster Opties voor opnieuw verwerken een startdatum.

    3

    Selecteer uw Bedrijfsvoertuigen in het vervolgkeuzemenu.

    4

    Selecteer de Regels die u wilt toepassen op eerder gegenereerde gegevens.

    5

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    ✱ LET OP: Het maximale bereik voor het opnieuw verwerken van gegevens is 13 maanden vanaf de huidige datum. Als er een oudere datum is geselecteerd in de kalender, verplaatst de applicatie deze automatisch naar de laatste datum in het venster van 13 maanden.

    Een distributielijst gebruiken

    Een distributielijst is een herbruikbare verzameling van meerdere geadresseerden en de bijbehorende soorten meldingen. Gebruik een distributielijst bij het configureren van dezelfde groep gebruikers om meldingen van verschillende uitzonderingen te ontvangen. Navigeer als u een distributielijst wilt maken naar Regels en Groepen > Regels en selecteer Distributielijsten.

    U kunt het volgende doen op de pagina Distributielijst:

    1. Toevoegen – Aanmaken van een distributielijst.
    2. Sorteren op: Naam – Sorteren van de zones die op de pagina worden weergegeven op Naam, alfabetisch.

    Een distributielijst toevoegen

    1

    Selecteer de pagina Distributielijst en klik op Toevoegen.

    2

    Voeg de Naam van de nieuwe distributielijst toe.

    3

    Configureer uw distributielijst door te kiezen voor E-mail toevoegen, Waarschuwing toevoegen, Feedback van bestuurder of Meer... Raadpleeg voor meer informatie over Ontvangers van Meldingen het Inzicht in soorten meldingen gedeelte.

    Hulpregels

    Hulpregels zijn uitzonderingsregels die u helpen bij het beheren van sensoren en externe invoerapparaten die zijn aangesloten op het Telematics-apparaat. Net als bij uitzonderingsregels worden hulpregels in realtime afgehandeld.

    Omdat hulpregels per groep worden toegepast, heeft een gebruiker toegang tot die specifieke hulpgroep nodig om ermee te kunnen werken. Als een gebruiker toegang wordt gegeven tot een hulpgroep buiten zijn of haar 'Gegevensbereik', kan dit ertoe leiden dat hij toegang heeft tot middelen die hij niet mag zien. Daarom kunt u een gebruiker toegang geven tot de hulpgroep binnen het rapportagebereik. Dit stelt de gebruiker in staat om de uitzonderingen op de kaart te bekijken en om rapporten van deze uitzonderingen te maken.

    Selecteer als de gebruiker in kwestie niet beschikt over het gegevensbereik Gehele Organisatie de hulpgroep waarvan u wilt dat de gebruiker rapporten kan maken onder het label Rapportage door deze Groepen toestaan op de pagina Gebruiker bewerken (Personen > Gebruikers en Bestuurders) voor die gebruiker.

    Een hulpregel toevoegen

    Hulpregels kunnen het beste worden beheerd vanuit hun eigen Groepstak onder de Bedrijfsgroep. Ga als u een nieuwe groep wilt maken naar Groepen en Regels > Groepen en doe het volgende:

    1

    Voeg een nieuwe groep toe met de naam Hulpregels.

    2

    Voeg een subgroep toe onder Hulpregels met de naam 'Zoutwagen’ bijvoorbeeld.

    Nadat u de juiste groep hebt aangemaakt, kunt u beginnen met het toevoegen van hulpregels. Ga als volgt te werk om een hulpregel te maken:

    1

    Ga naar Groepen en Regels > Regels en selecteer Toevoegen om een nieuwe regel toe te voegen.

    2

    Geef de regel op het tabblad Naam een naam 'Zoutwagen’ bijvoorbeeld.

    3

    Selecteer de juiste subgroep voor hulpregels als de groep waarnaar deze regel wordt gepubliceerd.

    4

    Selecteer het tabblad Voorwaarden en selecteer de aangesloten hulppoort uit het Meer... menu.

    5

    Selecteer Waar voor de waarde in de geopende Selectie Voorwaarde-waarde en selecteer vervolgens Toevoegen om de nieuwe regel aan deze hulpregel te koppelen.

    6

    Voeg eventuele aanvullende voorwaarden toe, —zoals het aanstaan van het contact, een minimale duur of snelheid — en sla de regel op.

    ✱ LET OP: Uw nieuwe regel is van toepassing op toekomstige gegevens. Als u de hulpregel wilt toepassen op gearchiveerde (historische) informatie, moet u eerst uw gearchiveerde (historische) gegevens opnieuw verwerken met behulp van de knop Gegevens opnieuw verwerken op de pagina Regels.

    Hulpregels toepassen op bedrijfsvoertuigen

    1

    Navigeer naar Bedrijfsvoertuigen in het hoofdmenu en selecteer een of meer bedrijfsvoertuigen waarop u de hulpregel wilt toepassen.

    2

    Kies op het tabblad Bedrijfsvoertuig de juiste subgroep voor hulpregels in de vervolgkeuzelijst Groepen en klik vervolgens op Opslaan.

    Uitzonderingen

    Gebruik de functie Uitzonderingen om een overzicht weer te geven van alle uitzonderingsregels die binnen een geselecteerde periode zijn overtreden. Navigeer als u een rapport Uitzonderingen wilt bekijken naar Regels en Groepen > Uitzonderingen.

    U kunt het volgende doen op de pagina Uitzonderingen:

    1. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in het Uitzonderingen rapport.
    2. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Naam, Duur of op Uitzonderingen.
    3. Rapport – Downloaden van Standaard of Geavanceerde kopieën van het rapport Uitzonderingen.

    Bekijken van een uitzonderingsrapport

    1

    Navigeer naar Regels en Groepen > Uitzonderingen.

    2

    Selecteer het vervolgkeuzemenu Opties.

    3

    Selecteer de gewenste Datumperiode.

    4

    Kies ervoor om de gegevens per Voertuig of Bestuurder te bekijken.

    5

    Selecteer de Bedrijfsvoertuigen waarvoor u de uitzonderingen wilt bekijken.

    6

    Selecteer de Regels die zijn overtreden en die u wilt zien.

    7

    Selecteer of u Afgewezen gebeurtenissen wilt opnemen in uw rapport.

    8

    Klik op Wijzigingen toepassen.

    Marktplaats

    Met de Marketplace kunt u apps van derden kopen en installeren in de applicatie. Op de pagina Marktplaats wordt een lijst weergegeven met software Add-Ins, hardware-Add-Ons, mobiele toepassingen en geïntegreerde softwareoplossingen voor een specifiek partneraccount. Navigeer naar de pagina Marktplaats, in het hoofdmenu en ga naar Marktplaats.

    Ondersteuning

    Gebruik de functie Ondersteuning om eventuele problemen, vragen of zorgen met de Wagenparkbeheer-applicatie op te lossen. Afhankelijk van uw behoeften zijn er veel mogelijkheden voor ondersteuning. Gebruik deze ondersteuningsmethoden om problemen op te lossen en downtime te voorkomen, waardevolle feedback te geven en bij te dragen aan het succes en de groei van de applicatie. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Ondersteuning.

    Live Chat

    Gebruik de Live Chat functie om vragen te stellen aan ondersteuningsmedewerkers.

    Een gesprek beginnen met Live Chat

    1

    Navigeer naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Live Chat.

    2

    Stel al uw vragen in de Live Chat-pop-up die wordt weergegeven.

    3

    Nadat u de antwoorden hebt gekregen die u nodig hebt, kun u uw chatsessie opslaan en uw e-mailadres invoeren in het veld E-mailtranscriptie of klikken op Transcript downloaden.

    Hulp krijgen

    Gebruik de functie Hulp krijgen om snel bronnen en informatie te vinden als u problemen zelf probeert op te lossen. Navigeer om toegang te krijgen naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Hulp krijgen.

    Hulp in de app

    1

    Navigeer om toegang te krijgen naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Hulp > Hulp in de Help.

    2

    Het paneel Help | Snelstartgids wordt weergegeven.

    ✱ LET OP: U kunt dit ook toegang verkrijgen door op het pictogram Boek in de werkbalk te klikken.

    3

    Zoek naar de bronnen die u nodig hebt en kies uit stapsgewijze instructies, artikelen, blogposts, eventuele toepasselijke gebruikershandleidingen of releaseopmerkingen.

    Openen van een Ondersteuningsticket

    U kunt het volgende doen op de pagina ondersteuningsticket:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald ondersteuningsticket.
    2. Toevoegen van ondersteuningsticket – Maak een ondersteuningsticket aan
    3. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Titel, Datum of op Status.
    4. Tonen – Weergeven van Actieve of Alle tickets.

    Toevoegen van Ondersteuningsticket

    1

    Navigeer om toegang te krijgen naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Hulp krijgen > Openen van een Ondersteuningsticket.

    2

    Klik op Ondersteuningsticket toevoegen.

    3

    Voer de Titel voor uw ticket in.

    4

    Selecteer de impact die deze kwestie heeft op uw zaken door een optie te selecteren in het vervolgkeuzemenu Bedrijfsimpact.

    5

    Geef aan of de kwestie is verbonden met het voertuig. Zo Ja, selecteer dan het Apparaat in het vervolgkeuzemenu. Gebruik de vervolgkeuzelijst Filteren op groep om de bedrijfsvoertuigen te verfijnen.

    6

    Voeg een bijlage toe door een bestand te slepen of door uw toestel te bladeren.

    7

    Voer alle relevante en noodzakelijke informatie in het veld Opmerkingen met betrekking tot de kwestie in.

    8

    Klik op Ticket opslaan.

    Een Ondersteuningsmedewerker neemt per e-mail contact met u op.

    ✱ LET OP: U kunt uw ticket selecteren in de lijst met Ondersteuningstickets en op Ticket oplossen klikken als u een oplossing hebt gevonden voordat een ondersteuningsmedewerker contact met u opneemt.

    Openen van een Trainingsticket

    U kunt het volgende doen op de pagina Trainingsticket:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald trainingsticket.
    2. Toevoegen van trainingsticket – Aanmaken van een trainingsticket
    3. Sorteren op – Organiseren van uw resultaten op nuttige manieren, op Titel, Datum of op Status.
    4. Tonen – Weergeven van Actieve of Alle tickets.

    Toevoegen van een Trainingsticket

    1

    Navigeer naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Hulp krijgen > Openen van een Trainingsticket.

    2

    Klik op Toevoegen van een Trainingsticket.

    3

    Voer de Titel voor uw ticket in.

    4

    Selecteer de gewenste Trainingsduur.

    5

    Selecteer de gewenste soort training.

    6

    Voer eventuele Andere Trainingsinteresses in.

    7

    Geef uw Bedrijfsnaam aan.

    8

    Voer uw Naam, E-mail, Titel/Rol, Telefoonnummer en Tijdzone in.

    9

    Voeg eventuele aanvullende Opmerkingen toe.

    10

    Klik op Ticket opslaan.

    Een Ondersteuningsmedewerker neemt per e-mail contact met u op.

    ✱ LET OP: U kunt uw ticket selecteren in de lijst met Trainingstickets en op Ticket oplossen klikken als u een oplossing hebt gevonden voordat een Ondersteuningsmedewerker contact met u opneemt.

    Gemeenschap

    Gebruik de Gemeenschap om in contact te komen met andere gemeenschapsleden en experts — waaronder andere gebruikers, partners, ontwikkelaars en interne experts. Hier kunt u leren hoe u uw problemen kunt oplossen, uw kennis kunt delen, meer te weten kunt komen over Softwareontwikkelingen en het meeste uit de Wagenparkbeheer-applicatie kunt halen. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Hulp krijgen > Gemeenschap.

    Productgids

    Gebruik de Productgids voor meer informatie over de Wagenparbeheer-applicatie. De Productgids is de standaard startpagina voor nieuwe gebruikers. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Hulp krijgen > Productgids.

    Aanvullende Training

    Gebruik de functie Aanvullende Training om toegang te krijgen tot de externe trainingswebpagina met aanvullende ondersteunings- en trainingsopties. Kies uit de opties bovenaan de pagina om toegang te krijgen tot Instructievideo's, handleidingen en training. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Hulp krijgen > Aanvullende Training.

    Product Updates

    Gebruik de functie Product Updates om meer te weten te komen over updates, problemen of verbeteringen die worden aangebracht in de Wagenparkbeheer-applicatie. Om toegang te krijgen tot deze functie, navigeert u naar het hoofdmenu > Ondersteuning > productupdates. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu, navigeert naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Product Updates.

    Blog

    Gebruik de Blog om meer te weten te komen over updates voor wagenparkbeheer en telematica die een breed scala aan onderwerpen behandelen die van belang kunnen zijn voor gebruikers. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu, navigeert naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Product Updates > Blog.

    Updates Blog

    Gebruik de Updates Blog voor meer informatie over belangrijke functie-updates voor de Wagenparkbeheer-applicatie. De What's New-blog wordt maandelijks uitgebracht en bevat informatie die van invloed kan zijn op uw gebruikerservaring. Op deze pagina vindt u ook eerdere blogposts. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu, navigeert naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Product Updates > Updates Blog.

    Opmerkingen bij de Release

    Gebruik de Opmerkingen bij de Release om meer te weten te komen over recente wijzigingen en nieuwe functies in de applicatie. Deze handige bron wordt wekelijks bijgewerkt en bevat een volledige lijst van eventuele wijzigingen of verbeteringen aan de applicatie, inclusief gedetailleerde informatie over de belangrijkste functies. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Product Updates > Opmerkingen bij de Release.

    Bekende Kwesties

    Gebruik de pagina Bekende Kwesties om problemen te bekijken die naar voren zijn gebracht met betrekking tot de Wagenparkbeheer-applicatie en Telematics-apparatuur. Op deze pagina kunt u de datum zien waarop kwesties voor het laatst zijn bijgewerkt, evenals hun status. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Product Updates > Bekende Kwesties.

    Contactgegevens

    Gebruik de informatie op de pagina Contactgegevens als de andere beschikbare opties voor ondersteuning niet aan uw behoeften voldoen. Gebruik deze pagina om informatie te vinden over hoe u contact kunt opnemen met uw partner. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Product Updates > Contactgegevens.

    Over

    Gebruik de pagina Over voor meer informatie over de Eindgebruikersovereenkomst bij het gebruik van de Wagenparkbeheer-applicatie. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu naar het hoofdmenu > Ondersteuning > Product Updates > Over.

    Systeem

    Gebruik de functie Systemen om uw wagenpark te beheren. Systeembeheerders kunnen een aantal verschillende voorkeuren toepassen op hun wagenparken en gebruikers om de applicatie aan hun behoeften aan te passen. Om toegang te krijgen tot deze functie, navigeert u naar het hoofdmenu > Systeem. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem.

    Instellingen

    Gebruik de pagina Instellingen om de instellingen van de Wagenparkbeheer-applicatie voor uw organisatie aan te passen. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen.

    Algemeen

    Gebruik het tabblad Algemeen om informatie te bewerken en toe te voegen aan uw bedrijfsprofiel. Werk op dit tabblad uw bedrijfsprofiel, partnerinformatie, risicobeheer en inwerken van nieuwe gebruikers bij. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Algemeen.

    U kunt het volgende doen op het tabblad Algemeen:

    1. Bedrijfsnaam – Geeft de naam aan van uw bedrijf.
    2. Bedrijfsadres – Geeft het adres aan van uw bedrijf.
    3. Telefoonnummer – Geeft uw telefoonnummer aan.
    4. Website – Geeft de naam aan van de website van uw bedrijf.
    5. Bent u een overheidsorganisatie - Schakel Ja of Nee in als uw bedrijf een overheidsorganisatie is.
    6. Partnernaam – Geeft de naam van uw partner aan.
    7. Partner toegang geven tot deze database – Schakel Ja of Nee in als u wilt dat uw partner toegang heeft tot deze database.
    8. Snelheidsklasse 1 - 3 – Geeft de eerste drie snelheidsklassen aan die worden gerapporteerd in rapporten Risicobeheer of Rapporten over de Beoordeling van de bestuurder.
    9. Respijtperiode – Geeft de respijtperiode voor snelheidsband 1 aan. Dit wordt gebruikt voor snelheidsovertredingen in de rapporten Risicobeheer of over de Beoordeling van de bestuurder.
    10. Gepersonaliseerde inwerk-instelling voor nieuwe gebruikers – Geeft voor nieuwe gebruikers een gepersonaliseerde inwerk-instelling aan die is afgestemd op hun werk. Ze krijgen aangepaste regels, rapporten en dashboards.
    11. E-mailadres afzender voor systeemmeldingen – Geeft het e-mailadres aan dat als afzender wordt gebruikt wanneer de wagenparkbeheer-applicatie systeemmeldingen verzendt.

    Kaarten

    Gebruik het tabblad Kaarten om de kaartaanbieder te selecteren die u wilt gebruiken voor de kaartfunctie van de applicatie, een aangepaste webkaart te maken of een kaart toe te voegen vanuit een sjabloon. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Kaarten.

    U kunt het volgende doen op het tabblad Kaarten:

    1. Kaartaanbieder – Kies welke kaartaanbieder u wilt gebruiken.
    2. Aangepaste webkaart – Selecteer deze optie om bedrijfsspecifieke kaarten te ontwerpen die worden gecombineerd met de applicatie voertuiginformatie.
    3. Toevoegen vanuit sjabloon – Selecteer deze optie om een aangepast kaartsjabloon toe te voegen.
    4. Straallimiet definiëren – Geeft de straal van de kaartlocatie aan. Definieer de straallimiet om de afstand van het bedrijfsvoertuig tot de bestemming op de kaart weer te geven.

    Gebruikersaccountbeleid

    Gebruik het tabblad Gebruikersaccountbeleid om de beveiliging van het account te waarborgen, gebruikersgegevens te beschermen en ongeautoriseerde toegang tot de applicatie te voorkomen met behulp van verschillende beveiligingsinstellingen. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Gebruikersaccountbeleid.

    ! BELANGRIJK: Als u de standaardinstellingen voor de Wagenparkbeheer-applicatie gebruikt, wordt het tabblad Gebruikersaccountbeleid niet weergegeven. U kunt dit tabblad alleen openen als u aangepaste instellingen hebt.

    U kunt het volgende doen op de pagina Gebruikersaccountbeleid:

    1. Minimale wachtwoordlengte – geeft de minimale wachtwoordlengte aan.
    2. Een hoofdletter (A-Z) vereisen – Kies of het wachtwoord een hoofdletter moet bevatten.
    3. Een kleine letter (a-z) vereisen – Kies of het wachtwoord een kleine letter moet bevatten.
    4. Een nummer (0-9) vereisen – Kies of het wachtwoord een nummer moet bevatten.
    5. Een symbool zoals $ of @ vereisen – Kies of het wachtwoord een symbool moet bevatten.
    6. Timer voor het verlopen van wachtwoorden inschakelen – Geeft aan of er een vervaldatum voor het wachtwoord is. Zo ja, kies dan na hoeveel dagen u het wachtwoord opnieuw wilt instellen.
    7. Opschortingstimer voor account inschakelen – Geeft aan of er een opschortingstimer is voor het wachtwoord.
    8. Inloggen voorkomen als de gebruiker dagenlang niet actief is geweest – Kies het aantal dagen dat de gebruiker inactief kan blijven voordat u inloggen voorkomt.
    9. Time-out voor inactieve sessie inschakelen – Gebruikers worden automatisch na een bepaalde periode afgemeld.
    10. ✱ LET OP: Het inschakelen van deze functie resulteert in een korte time-out voor bestuurders die de applicatie gebruiken, wat kan leiden tot niet-conforme werking van het Elektronisch Logboekapparaat.

    11. Hergebruik van wachtwoorden toestaan – Bepaalt of een gebruiker een oud wachtwoord opnieuw kan gebruiken bij het bijwerken van het wachtwoord.
    12. Onthoud de laatste wachtwoorden – Geeft het aantal eerdere wachtwoorden aan dat de toepassing moet onthouden.
    13. Gebruikersvergrendeling inschakelen – Hiermee kan de beheerder het aantal wachtwoordpogingen voor gebruikers beperken voordat ze voor een bepaalde tijd worden vergrendeld in de applicatie.
    14. ✱ LET OP: Mislukte inlogpogingen worden automatisch ingesteld op 3, met een vergrendelingstijd van 15 minuten.

    15. Inloggen met basisauthetificatie toestaan – Geeft gebruikers de mogelijkheid standaardauthenticatie uit te voeren.
    16. SAML-aanmelding toestaan – Sta gebruikers toe om certificaatverleners te zijn die zijn gekoppeld aan SAML.

    We raden u aan de volgende instellingen voor het Gebruikersaccountbeleid te hanteren:

    1. Minimale wachtwoordlengte: 8
    2. Een hoofdletter vereisen, A-Z: Aan
    3. Een kleine letter vereisen, a-z: Aan
    4. Een getal vereisen, 0-9: Aan
    5. Een symbool vereisen zoals $ of @: Aan
    6. Timer voor het verlopen van wachtwoorden inschakelen: Aan
    7. Wachtwoord opnieuw instellen na: 90 dagen
    8. Hergebruik van wachtwoorden toestaan: Nee
    9. Gebruikersvergrendeling inschakelen: Aan
    10. Mislukte inlogpogingen: 5
    11. Authenticatieperiode: 10 minuten
    12. Vergrendelingstijd: 30 minuten

    Add-Ins

    Gebruik de pagina Add-Ins om bestaande en nieuwe Add-Ins voor de applicatie te beheren. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Add-Ins.

    Add-In Toevoegen

    1

    Navigeer naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Add-Ins.

    2

    Selecteer of u niet-geverifieerde Add-Ins wilt toestaan. Deze worden handmatig buiten de Marktplaats geïnstalleerd en kunnen potentiële beveiligingsrisico's met zich meebrengen.

    3

    Klik op + Add-in.

    4

    Klik op het tabblad Bestanden en selecteer een bestand dat u wilt toevoegen of sleep het naar het venster.

    5

    Selecteer de knop Toevoegen om op uw computer naar bestanden te zoeken en selecteer de rode knop Verwijderen om ongewenste bestanden uit het venster te verwijderen.

    6

    Wanneer u uw selecties hebt gemaakt, selecteert u OK in de rechterbenedenhoek van het pop-upvenster.

    Zuiveren

    Raadpleeg voor meer informatie over het tabblad Zuiveren de Instellingen Zuiveren gebruikershandleiding.

    Marktplaats

    Gebruik het tabblad Marktplaats om de zichtbaarheid van apps van derden in de app te beheren en om machtigingen in en uit te schakelen voor gebruikers om aankopen te doen op de Marktplaats. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Marktplaats.

    Als u deze instellingen hier toepast, worden ze voor alle gebruikers in- of uitgeschakeld. Als u deze instellingen per gebruiker wilt configureren, kunt u de functie Machtigingen van de pagina Gebruikers gebruiken om gebruikers machtigingen toe te wijzen waarmee ze toegang hebben tot deze bevoegdheden. Raadpleeg Machtigingen voor meer informatie.

    Ondersteuning

    Gebruik het tabblad Ondersteuning om contactpersonen binnen uw organisatie aan te wijzen om vragen over bedrijfsondersteuning, training en inkoop te beantwoorden. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Ondersteuning.

    Gebruik de vervolgkeuzemenu's om gebruikers te selecteren die deze rollen kunnen vervullen of klik op Nieuwe gebruiker toevoegen om een nieuwe gebruiker als contactpersoon toe te voegen.

    Door gebruikers als contactpersonen aan te wijzen, kunt u trainingsmogelijkheden bieden voor nieuwe functies die relevant kunnen zijn voor uw organisatie en kunt u de communicatie voor ondersteuningsproblemen stroomlijnen.

    Certificaten

    Gebruik de pagina Certificaten als u een SAML-gebruiker met eenmalige aanmelding bent. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Certificaten.

    Een certificaat toevoegen

    1

    Navigeer naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Certificaten.

    2

    Klik op + Certificate.

    3

    Voer de certificaatuitgever, aanmeldings-URL en de Uitlog-URL in.

    4

    Gebruik het venster slepen en neerzetten om bestanden vanaf uw computer toe te voegen.

    5

    Klik op Opslaan.

    Beperkingen

    Gebruik het tabblad Beperkingen om beperkingen toe te voegen of te verwijderen voor per e-mail verzonden rapporten, meldingen en beperkte gegevensmodus. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Certificaten.

    U kunt het volgende doen op het Tabblad Beperkingen:

    1. Rapportbestand toevoegen aan e-mail – Hhiermee kunt u een rapport toevoegen aan geplande e-mails. Raadpleeg voor meer informatie het Rapporten per e-mail gedeelte.
    2. Gegevens uitsluiten – Hiermee kunt u specifieke gegevenspunten beperken in meldingen die worden verzonden. Raadpleeg voor meer informatie het Meldingen gedeelte.
    3. Beperkte gegevensmodus – Hiermee kunnen bedrijfsmiddelen naar een beperkte gegevensmodus gaan waarin hun GPS-gegevens samen met andere gegevenspunten niet worden gevolgd.
      1. Beperk GPS-coördinaten – Houdt geen GPS-coördinaten bij.
      2. Beperk GPS-snelheid– Houdt geen GPS-snelheid bij.

    Voltooiing van de route

    Raadpleeg voor meer informatie over het Tabblad Routevoltooiing de configuratie voor routevoltooiing handleiding.

    Naleving

    Gebruik het tabblad Naleving om de instellingen voor uw bestuurders aan te passen. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Naleving.

    U kunt het volgende doen op het tabblad Naleving:

    1. Maximale persoonlijke transportafstand – Geeft de maximale afstand aan die bestuurders kunnen afleggen onder de vrijstelling voor persoonlijk vervoer voordat ze automatisch worden overgeschakeld naar de rijstatus.
    2. Naam aangepaste vrijstelling – maak een naam voor de aangepaste HOS-vrijstelling aan.
    3. Afkorting vrijstelling – Maak een afkorting voor de aangepaste vrijstelling. Deze mag niet langer zijn dan vier tekens.

    Aanvullende eigenschappen

    Gebruik het tabblad Aanvullende eigenschappen om extra eigenschappen voor uw bedrijfsvoertuigen toe te voegen op basis van de groep waarvan het bedrijfsvoertuig deel uitmaakt. Gebruik dit om sets eigenschappen toe te voegen aan uw bedrijfsvoertuigen en handmatig aanvullende informatie bij te houden die niet in de toepassing is ingebouwd. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Aanvullende eigenschappen.

    Een set eigenschappen toevoegen

    1

    Navigeer naar het hoofdmenu > Systeem > Instellingen > Aanvullende eigenschappen.

    2

    Klik op + Set Eigenschappen.

    3

    Geef in het veld ID instellen de naam van de set eigenschap van het bedrijfsvoertuig op.

    4

    Selecteer de betreffende groep in het vervolgkeuzemenu Toepassen op groepen.

    5

    Klik op + Eigenschap.

    6

    Voer in het veld Veldlabel de naam van de eigenschap in.

    7

    Gebruik de vervolgkeuzelijst Soort Veld om aan te geven of het een Getal, Tekst of Schakelaar is.

    8

    Klik op Opslaan.

    Controle Logboek

    Gebruik de functie Controle Logboek om opmerkelijke activiteiten binnen de applicatie te bekijken en deze is nuttig voor het bijhouden van wijzigingen in uw account wanneer meerdere gebruikers beheerderstoegang hebben. Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Auditlogboek.

    U kunt het volgende doen op de pagina Controle Logboek:

    1. Zoeken – Zoeken naar een bepaald Auditlogboek.
    2. Filteren op groep – Gegevens filteren die in de tabel worden weergegeven op Ingebouwde groepen, Gebruikersgroepen of Geavanceerde voorwaarden.
    3. Opties – Aanpassen van de gegevens die worden weergegeven in het Auditlogboek.
    4. Rapport – Downloaden van Standaard Geavanceerde kopieën van het Auditlogboek.

    We raden u aan het Auditlogboek regelmatig te controleren als onderdeel van uw accountbeheerproces. Belangrijke items om te beoordelen in het Auditlogboek zijn: Gebruikersaanmelding, Gebruikersafmelding en Systeeminstellingen bewerken.

    Andere items in het auditlogboek die periodiek moeten worden gecontroleerd, zijn onder meer: Gebruikers bekijken, Gebruiker toevoegen, E-mail verzonden, Gebruiker bewerken.

    Het Auditlogboek bekijken

    1

    Navigeer om toegang te krijgen tot deze functie naar het hoofdmenu > Systeem > Auditlogboek

    2

    Klik op Opties.

    3

    Selecteer de gewenste Datumperiode.

    4

    Select Soorten Audit, Gebruikers en Voertuigen.

    5

    Kies of u systeemlogboeken wilt uitsluiten. Dit maakt het gemakkelijker om wijzigingen van gebruikers te vinden en bij te houden.

    6

    Klik op Wijzigingen toepassen.


    scroll-up